Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 EEn’ onderwijsinge, een liedt der liefden: voor den Opper-sang-meester onder de kinderen van Korah, op Schofchannim. |
2 Mijn herte geeft een goede reden op: Ick segge mijne gedichten uyt van eenen Coninck; mijne tonge is eene penne eens veerdigen schrijvers. |
3 Ghy zijt veel schoonder dan de menschen kinderen; genade is uytgestort in uwe lippen; daerom heeft u Godt gesegent in eeuwicheyt. |
4 Gordt u sweert aen de heupe, o helt; uwe Majesteyt ende uwe heerlickheyt. |
5 Ende rijdt voorspoedichlick [in] uwe heerlickheyt, op het woort der waerheyt, ende rechtveerdige sachtmoedicheyt: ende uwe rechterhant sal u vreeslicke dingen leeren. |
6 Uwe pijlen zijn scherp, volcken sullen onder u vallen: [sy treffen] in’t herte van des Conincks vyanden. |
7 Uwen throon, o Godt, is eeuwichlick ende altoos; het scepter uwes Coninckrijcks is een scepter der rechtmaticheyt. |
8 Ghy hebt gerechticheyt lief, ende hatet godtloosheyt: Daerom heeft u, o Godt, uwe Godt gesalft met vreuchden-olye boven uwe medegenooten. |
9 Alle uwe kleederen zijn myrrhe, ende aloë, [ende] cassie; uyt de elpenbeenen paleysen, van waer sy u verblijden. |
10 Dochters van Coningen zijn onder uwe kostelicke [staet-dochteren]; de Coninginne staet aen uwe rechter-hant, in’t fijnste gout van Ophir. |
11 Hoort, o dochter, ende siet, ende neygt uwe oore: ende vergeet u volck, ende uwes vaders huys. |
12 So sal de Coninck lust hebben aen uwe schoonheyt; Dewijle hy uwe Heer is, so buycht u voor hem neder. |
13 Ende de dochter van Tyrus, de rijcke onder den volcke, sullen u aengesichte met geschenck smeecken. |
14 Des Conincks dochter is geheel vereerlickt inwendich; hare kleedinge is van gouden borduersel. |
15 In gestickte kleederen sal sy tot den Coninck geleydt worden; de Ionge dochteren [die] achter haer zijn, hare mede-gesellinnen, sullen tot u gebracht worden. |
16 Sy sullen geleydt worden met alle-blijtschap ende verheuginge; sy sullen ingaen in des Conincks Paleys. |
17 In plaetse van uwe vaderen, sullen uwe sonen zijn; ghy sultse tot Vorsten setten over de gantsche aerde. |
18 Ick sal uwes naems doen gedencken van elcken geslachte tot geslachte: daerom sullen u de volcken loven eeuwichlick ende altoos. |