Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 42 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 42

1 EEn’ onderwijsinge: voor den Opper-sang-meester, onder de kinderen van Korah.
2 Gelijck een hert schreeuwt nae de water-stroomen; alsoo schreeuwt mijne ziele tot u, ô Godt.
3 Mijne ziele dorstet nae Godt, nae den levendigen Godt: wanneer sal ick ingaen, ende voor Godts aengesichte verschijnen?
4 Mijne tranen zijn my tot spijse dach ende nacht; om dat sy den gantschen dach tot my seggen, waer is uwe Godt?
5 Ick gedencke daer aen, ende storte mijne ziele uyt in my: om dat ick plach henen te gaen onder de schare, [ende] met hen te treden nae Godes huys, met eene stemme van vreuchden-gesanck, ende lof, [onder] de Feest-houdende menichte.
6 Wat buycht ghy u neder, ô mijne ziele, ende zijt onrustich in my? hoopt op Godt, want ick sal hem noch loven, voor de verlossingen sijns aengesichts.
7 ô Mijn Godt, mijne ziele buycht haer neder in my, daer om gedencke ick uwer uyt het lant der Iordane, ende Hermonim uyt het kleyn geberchte.
8 D’afgront roept tot den afgront, by’t gedruys uwer water-goten: alle uwe baren ende uwe golven zijn over my henen gegaen.
9 [Maer] de HEERE sal des daechs sijne goedertierenheyt gebieden, ende des nachts sal sijn liedt by my zijn; het gebedt tot den Godt mijns levens.
10 Ick sal seggen tot Godt, Mijne steen-rotzse, waerom vergeet ghy my? waerom gae ick in’t swart, van wegen des vyants onderdruckinge?
11 Met eene dootsteke in mijne beenderen hoonen my mijne wederpartijders: als sy den gantschen dach tot my seggen, Waer is uwe Godt?
12 Wat buycht ghy u neder, o mijne ziele, ende wat zijt ghy onrustich in my? Hoopt op Godt, want ick sal hem noch loven; hy is de menichvuldige verlossinge mijns aengesichts, ende mijn Godt.

Einde Psalm 42