Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 41 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 41

1 EEn Psalm Davids: voor den Opper-sang-meester.
2 Welgelucksalich is hy, die sich verstandichlick draecht tegen eenen elendigen: De HEERE sal hem bevrijden ten dage des quaets.
3 De HEERE sal hem bewaren, ende sal hem by’t leven behouden, hy sal op aerden gelucksalich gemaeckt worden: En geeft hem oock niet over in sijner vyanden begeerte.
4 De HEERE sal hem ondersteunen op het sieck-bedde; in sijne kranckheyt verandert ghy sijn gantsch leger.
5 Ick seyde; ô HEERE, zijt my genadich; geneest mijne ziele, want ick hebbe tegen u gesondicht.
6 Mijne vyanden spreken quaet van my, [seggende,] Wanneer sal hy sterven, ende sijn naem vergaen?
7 Ende so [yemant van hen] komt om [my] te sien, hy spreeckt valscheyt, sijn herte vergadert sich onrecht; gaet hy uyt nae buyten, hy spreeckter van.
8 Alle mijne haters mompelen t’samen tegen my, sy bedencken tegen my ’t gene my quaet is, [seggende]:
9 Een Belials stuck kleeft hem aen: ende hy die nederleyt, en sal niet weder opstaen.
10 Selfs de man mijnes vredes, op welcken ick vertrouwde, die mijn broot at, heeft de verssene tegen my grootelicx verheven.
11 Maer ghy, ô HEERE, zijt my genadich, ende richt my op: ende ick sal’t hen vergelden.
12 Hier by weet ick, dat ghy lust aen my hebt; dat mijn vyant over my niet en sal juychen.
13 Want my aengaende, ghy onderhoudt my in mijne oprechticheyt; ende ghy stelt my voor u aengesichte in eeuwicheyt.
14 Gelooft zy de HEERE, de Godt Israëls, van der eeuwicheyt, ende tot inder eeuwicheyt, Amen, ja Amen.

Einde Psalm 41