Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 EEn Psalm Davids: voor den Opper-sang-meester. |
2 Welgelucksalich is hy, die sich verstandichlick draecht tegen eenen elendigen: De HEERE sal hem bevrijden ten dage des quaets. |
3 De HEERE sal hem bewaren, ende sal hem by’t leven behouden, hy sal op aerden gelucksalich gemaeckt worden: En geeft hem oock niet over in sijner vyanden begeerte. |
4 De HEERE sal hem ondersteunen op het sieck-bedde; in sijne kranckheyt verandert ghy sijn gantsch leger. |
5 Ick seyde; ô HEERE, zijt my genadich; geneest mijne ziele, want ick hebbe tegen u gesondicht. |
6 Mijne vyanden spreken quaet van my, [seggende,] Wanneer sal hy sterven, ende sijn naem vergaen? |
7 Ende so [yemant van hen] komt om [my] te sien, hy spreeckt valscheyt, sijn herte vergadert sich onrecht; gaet hy uyt nae buyten, hy spreeckter van. |
8 Alle mijne haters mompelen t’samen tegen my, sy bedencken tegen my ’t gene my quaet is, [seggende]: |
9 Een Belials stuck kleeft hem aen: ende hy die nederleyt, en sal niet weder opstaen. |
10 Selfs de man mijnes vredes, op welcken ick vertrouwde, die mijn broot at, heeft de verssene tegen my grootelicx verheven. |
11 Maer ghy, ô HEERE, zijt my genadich, ende richt my op: ende ick sal’t hen vergelden. |
12 Hier by weet ick, dat ghy lust aen my hebt; dat mijn vyant over my niet en sal juychen. |
13 Want my aengaende, ghy onderhoudt my in mijne oprechticheyt; ende ghy stelt my voor u aengesichte in eeuwicheyt. |
14 Gelooft zy de HEERE, de Godt Israëls, van der eeuwicheyt, ende tot inder eeuwicheyt, Amen, ja Amen. |