Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 30 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 30

1 EEn Psalm, een liedt der inwyinge van Davids huys.
2 Ick sal u verhoogen, HEERE, want ghy hebt my opgetrocken, ende mijne vyanden over my niet verblijdt.
3 HEERE, mijn Godt; ick hebbe tot u geroepen, ende ghy hebt my genesen.
4 HEERE, ghy hebt mijne ziele uyt het graf opgevoert; ghy hebt my by ’tleven behouden, dat ick inden kuyl niet ben nedergedaelt.
5 Psalm-singet den HEERE, ghy sijne gunst-genooten, ende segget lof ter gedachtenisse sijner heylicheyt.
6 Want een oogenblick isser in sijnen toorn, [maer] een leven in sijne goetgunsticheyt: des avonts vernacht het geween; maer des morgens isser gejuych.
7 Ick seyde wel in mijnen voorspoet; Ick en sal niet wanckelen in eeuwicheyt.
8 [Want], HEERE, ghy hadt mijnen berch door uwe goetgunsticheyt vast gesett: [maer doe] ghy u aengesicht verberchdet, wierd’ ick verschrickt.
9 Tot u, HEERE, riep ick; ende ick smeeckte tot den HEERE:
10 Wat gewin isser in mijn bloet? in mijn nederdalen tot de groeve? sal u het stof loven? sal’t uwe waerheyt verkondigen?
11 Hoort, HEERE, ende zijt my genadich; HEERE, weest my een helper.
12 Ghy hebt my mijne wee-klage verandert in eene reye; ghy hebt mijnen sack ontbonden, ende my met blijtschap omgordet.
13 Op dat [mijne] eere u psalm-singe, ende niet en swijge: HEERE, mijn Godt, in eeuwicheyt sal ick u loven.

Einde Psalm 30