Psalm 29 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 29
1 EEn Psalm Davids. Gevet den HEERE, ghy kinderen der machtigen, gevet den HEERE eere ende sterckte. |
2 Gevet den HEERE de eere sijns Naems; aenbiddet den HEERE inde heerlickheyt des heylichdoms. |
3 De stemme des HEEREN is op de wateren, de Godt der eeren dondert; de HEERE is op de groote wateren. |
4 De stemme des HEEREN is met kracht; de stemme des HEEREN is met heerlickheyt. |
5 De stemme des HEEREN breeckt de cederen; Ia de HEERE verbreeckt de cederen Libanons. |
6 Ende hy doetse huppelen als een calf; den Libanon, ende Sirion, als een jonck eenhoorn. |
7 De stemme des HEEREN houwter vlammen vyers uyt. |
8 De stemme des HEEREN doet de woestijne beven; de HEERE doet de woestijne Kades beven. |
9 De stemme des HEEREN doet de hinden jongen werpen, ende ontbloot de wouden: maer in sijnen Tempel, seyt [hem] een yegelijck eere. |
10 De HEERE heeft geseten over den watervloet; ja de HEERE sitt, Coninck in eeuwicheyt. |
11 De HEERE sal sijnen volcke sterckte geven; de HEERE sal sijn volck segenen met vrede. |
Einde Psalm 29