Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 EEn Psalm Davids, voor den Opper-sang-meester. |
2 ô HEERE, de Coninck is verblijdt over uwe sterckte; ende hoe seer is hy verheugt over u heyl? |
3 Ghy hebt hem sijns herten wensch gegeven; ende d’ uytsprake sijner lippen en hebt ghy niet geweert, Sela! |
4 Want ghy komt hem voor met segeningen van’t goede; op sijn hooft settet ghy eene Kroone van fijnen goude. |
5 Het leven heeft hy van u begeert, ghy hebt het hem gegeven; lengte van dagen, eeuwichlick ende altoos. |
6 Groot is sijne eere door u heyl; Majesteyt ende heerlickheyt hebt ghy hem toegevoegt. |
7 Want ghy settet hem [tot] segeningen in eeuwicheyt; ghy vervrolickt hem door vreuchde met u aengesicht. |
8 Want de Coninck vertrouwt op den HEERE, ende door de goedertierenheyt des Alderhoochsten en sal hy niet wanckelen. |
9 Uwe hant sal alle uwe vyanden vinden; uwe rechter-hant sal uwe haters vinden. |
10 Ghy sultse setten als eenen vyerigen oven ter tijt uwes [toornigen] aengesichts; De HEERE salse in sijnen toorn verslinden, ende het vyer salse verteeren. |
11 Ghy sult hare vrucht van der aerde verdoen; ende haer zaet van de kinderen der menschen. |
12 Want sy hebben quaet tegen u aengeleyt; sy hebben een schendelicke daet bedacht, [doch] sullen niets vermogen. |
13 Want ghy sultse setten tot een wit, met uwe pezen sult ghy op haer aengesicht toeleggen. |
14 Verhoogt u, HEERE, in uwe sterckte; so sullen wy singen, ende uwe macht met Psalmen loven. |