Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 EEn Psalm Davids, voor den Opper-sang-meester. |
2 De hemelen vertellen Godts eere, ende het Uytspansel verkondicht sijner handen werck. |
3 De dach aen den dach stort overvloedichlick sprake uyt; ende de nacht aen de nacht toont wetenschap. |
4 Geene sprake, noch geene woorden zijnder, daer hare stemme niet en worde gehoort. |
5 Haer richt-snoer gaet uyt over de gantsche aerde, ende hare redenen aen ’t eynde der werelt; hy heeft in de selve eene tente gestelt voor de Sonne. |
6 Ende die is als een bruydegom, uytgaende uyt sijne slaep-kamer; sy is vrolick als een helt, om ’t pat te loopen. |
7 Haren uytganck is van ’t eynde des hemels, ende haren ommeloop tot aen de eynden des selven; ende niets is verborgen voor hare hitte. |
8 De Wet des HEEREN is volmaeckt, bekeerende de ziele: de getuygenisse des HEEREN is gewis, den slechten wijsheyt gevende. |
9 De bevelen des HEEREN zijn recht, verblijdende het herte: het gebodt des HEEREN is suyver, verlichtende de oogen. |
10 De vreese des HEEREN is reyn, bestaende tot in eeuwicheyt: de rechten des HEEREN zijn waerheyt, t’ samen zijnse rechtveerdich. |
11 Sy sijn begeerlicker dan gout, ja dan veel fijn gout; ende soeter dan honich, ende honich-seem. |
12 Oock wort u knecht door de selve klaerlick vermaent; in’t houden van dien is grooten loon. |
13 Wie soude de afdwalingen verstaen? reynigt my van de verborgene [afdwalingen]. |
14 Houdt uwen knecht oock te rugge van trotsheden, laetse niet over my heerschen; dan sal ick oprecht zijn, ende reyn van groote overtredinge. |
15 Laet de redenen mijns monts, ende de overdenckinge mijns herten welbehaeglick zijn voor u aengesichte; ô HEERE, mijn rotzsteen ende mijn verlosser. |