Psalm 15 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 15
1 EEn Psalm Davids. HEERE, wie sal verkeeren in uwe Tente? wie sal woonen op den berch uwer heylicheyt? |
2 Die oprecht wandelt, ende gerechticheyt werckt; ende die met sijn herte de waerheyt spreeckt. |
3 Die met sijne tonge niet achterklapt, sijnen metgeselle geen quaet en doet; ende geen smaed-reden opneemt tegen sijnen naesten. |
4 In wiens oogen de verworpene veracht is, maer hy eert de gene, die den HEERE vreesen; heeft hy gesworen tot [sijne] schade, evenwel en verandert hy niet. |
5 Die sijn gelt niet geeft op woecker; noch geen geschenck en neemt tegen den onschuldigen. Die dese dingen doet en sal niet wanckelen in eeuwicheyt. |
Einde Psalm 15