Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 HAlelu-Iah. Looft den HEERE uyt de hemelen: looft hem in de hoochste plaetsen. |
2 Looft hem alle sijne Engelen: Looft hem alle sijne heyr-scharen. |
3 Looft hem Sonne ende Mane: Looft hem alle ghy lichtende Sterren. |
4 Looft hem ghy hemelen der hemelen: ende ghy wateren die boven de hemelen zijt: |
5 Datse den Name des HEEREN loven: want als hy ’t beval so wierden sy geschapen. |
6 Ende hy heeftse bevestigt voor altoos in eeuwicheyt: hy heeftse een orden gegeven, die geen van hen sal overtreden. |
7 Looft den HEERE, vander aerde: ghy walvisschen ende alle afgronden. |
8 Vyer ende hagel, sneeuw ende damp: ghy storm-wint, die sijn woort doet. |
9 Ghy bergen ende alle heuvelen: vruchtboomen ende alle ceder-boomen. |
10 Het wilt gedierte, ende alle vee: kruypende gedierte, ende gevleugelt gevogelte. |
11 Ghy Coningen der aerde, ende alle volcken: ghy Vorsten, ende alle Richters der aerde. |
12 Iongelingen, ende oock Maegden: ghy oude met de jonge. |
13 Datse den Name des HEEREN loven: want sijn Name alleen is hooge verheven: syne Majesteyt is over de aerde, ende den hemel. |
14 Ende hy heeft den hoorn sijnes volcks verhoogt, den roem aller sijner gunst genooten, der kinderen Israëls, des volcks dat naeby hem is. Halelu-Iah. |