Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 147 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 147

1 LOoft den HEERE, want onsen Godt te psalm-singen is goet, dewijle hy lieflick is: de lof is betamelick.
2 De HEERE bouwt Ierusalem: hy vergadert Israëls verdrevene.
3 Hy geneest de gebrokene van herten, ende hy verbindtse in hare smerten.
4 Hy telt het getal der sterren: hy noemtse alle by namen.
5 Onse Heere is groot, ende van vele kracht: sijnes verstants en is geen getal.
6 De HEERE houdt de sachtmoedige staende: de godloose vernedert hy tot de aerde toe.
7 Singt den HEERE by beurte met dancksegginge: psalm-singt onsen Godt op de harpe.
8 Die de hemelen met wolcken bedeckt, die voor de aerde regen bereydt: die ’t gras [op] de bergen doet uytspruyten.
9 Die het vee sijn voeder geeft: den jongen raven alsse roepen.
10 Hy en heeft geenen lust aen de sterckte des peerts: hy en heeft geen welgevallen aen de beenen des mans.
11 De HEERE heeft een welgevallen aen die die hem vreesen: die op sijne goedertierenheyt hopen.
12 O Ierusalem, roemt den HEERE: O Zion, looft uwen Godt.
13 Want hy maeckt de grendelen uwer poorten sterck: hy segent uwe kinderen binnen in u.
14 Die uwe lant-palen [in] vrede stelt: hy versadicht u met het vette der tarwe.
15 Hy sendt sijn bevel [op] aerden: sijn woort loopt seer snel.
16 Hy geeft sneeuw als wolle: Hy stroyt den rijm als assche.
17 Hy werpt sijn ijs henen als stucken: wie soude bestaen voor sijne koude?
18 Hy sendt sijn woort, ende doetse smelten: hy doet sijnen wint waeyen, de wateren vloeyen henen.
19 Hy maeckt Iacob sijne woorden bekent: Israël sijne insettingen ende sijne rechten.
20 Alsoo en heeft hy geenen volcke gedaen: ende sijne rechten die en kennen sy niet. Halelu-Iah.

Einde Psalm 147