Psalm 130 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 130
1 EEn Liedt Hammaaloth. Uyt de diepten roepe ick tot u, o HEERE. |
2 Heere, hoort nae mijne stemme: laett uwe ooren opmerckende zijn op de stemme mijner smeeckingen. |
3 So ghy, HEERE, de ongerechticheden gade slaet: Heere, wie sal bestaen? |
4 Maer by u is vergevinge, op dat ghy gevreest wort. |
5 Ick verwachte den HEERE, mijne ziele verwacht, ende ick hope op sijn woort. |
6 Mijne ziele [wacht] op den Heere, meer dan de wachters op den morgen: de wachters op den morgen. |
7 Israël hope op den HEERE, Want by den HEERE is goedertierenheyt, ende by hem is veel verlossinge. |
8 Ende hy sal Israël verlossen van alle sijne ongerechticheden. |
Einde Psalm 130