Statenvertaling.nl

sample header image

Psalm 129 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121 122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Psalm 129

1 EEn Liedt Hammaaloth. Sy hebben my dickwijls benauwt van mijner jeucht af, segge nu Israël:
2 Sy hebben my dickwijls van mijner jeucht af benauwt: evenwel en hebben sy my niet overmocht.
3 Ploegers hebben op mijnen rugge geploecht: sy hebben hare voren lanck getogen.
4 De HEERE die rechtveerdich is, heeft de touwen der godtloosen afgehouwen.
5 Laetse beschaemt ende achterwaerts gedreven worden, alle die Zion haten.
6 Laetse worden als gras op de daken, ’twelck verdorret eer men het uyt-treckt:
7 Waer mede de maeyer sijne hant niet en vult, noch de garven-binder sijnen arm.
8 Noch die voorby-gaen niet en seggen, De segen des HEEREN zy by u: wy segenen ulieden in den Name des HEEREN.

Einde Psalm 129