Psalm 123 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 123
1 EEn Liedt Hammaaloth. Ick heffe mijne oogen op tot u die in de hemelen sitt. |
2 Siet, gelijck de oogen der knechten zijn op de hant harer heeren: gelijck de oogen der dienstmaecht, zijn op de hant harer vrouwe: alsoo zijn onse oogen op den HEERE onsen Godt, tot dat hy ons genadich zy. |
3 Zijt ons genadich, o HEERE, zijt ons genadich, want wy zijn der verachtinge veel te satt. |
4 Onse ziele is veel te satt des spots der weeldigen, der verachtinge der hooveerdigen. |
Einde Psalm 123