Psalm 113 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 113
1 HAlelu-Iah. Looft ghy knechten des HEEREN, Looft den Name des HEEREN. |
2 De Name des HEEREN zy gepresen, van nu aen tot in der eeuwicheyt. |
3 Van den opganck der Sonne af, tot haren nederganck, zy de Name des HEEREN gelooft. |
4 De HEERE is hooge boven alle heydenen, boven de hemelen is sijne heerlickheyt. |
5 Wie is gelijck de HEERE onse Godt? die seer hooge woont, |
6 Die seer leege siet; in den hemel, ende op der aerde. |
7 Die den geringen uyt den stof opricht: [ende] den nootdurftigen uyt den dreck verhoocht, |
8 Om te doen sitten by de Princen, by de Princen sijnes volcks. |
9 Die d’onvruchtbare doet woonen met een huysgesin, eene blijde moeder van kinderen. Halelu-Jah. |
Einde Psalm 113