Psalm 110 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 110
1 EEn Psalm Davids. De HEERE heeft tot mijnen Heere gesproken: Sitt tot mijner rechter-hant, tot dat ick uwe vyanden gesett sal hebben tot een voet-banck uwer voeten. |
2 De HEERE sal den scepter uwer sterckte senden uyt Zion, [seggende] Heerscht in ’t midden uwer vyanden. |
3 U volck sal seer gewillich zijn op den dach uwer heyrkracht, in heylige cieragien: uyt de baer-moeder des dageraets sal u de dauw uwer jeucht zijn. |
4 De HEERE heeft gesworen, ende ’t en sal hem niet berouwen, Ghy zijt Priester in eeuwicheyt, nae de ordeninge Melchizedeks. |
5 De Heere is aen uwe rechterhant: hy sal Coningen verslaen ten dage sijnes toorns. |
6 Hy sal recht doen onder de heydenen, hy sal ’t vol doode lichamen maken: hy sal verslaen den genen die ’t hooft is over een groot lant. |
7 Hy sal op den wech uyt de beke drincken: daerom sal hy het hooft om hooge heffen. |
Einde Psalm 110