Psalm 11 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Psalm 11
1 [EEn Psalm] Davids, voor den Opper-sang-meester. Ick betrouwe op den HEERE; hoe segt ghylieden tot mijne ziele; Swerft henen [nae] ulieder geberchte, [als] een vogel? |
2 Want, siet, de godtloose spannen den boge, sy schicken hare pijlen op de peze, om in donckeren te schieten nae de oprechte van herten. |
3 Sekerlick de fondamenten worden omgestooten: wat heeft de rechtveerdige bedreven? |
4 De HEERE is in het Palleys sijner heylicheyt, des HEEREN Throon is in den hemel; sijne oogen aenschouwen, sijne oogenleeden proeven de menschen kinderen. |
5 De HEERE proeft den rechtveerdigen; maer den godtloosen, ende dien die gewelt lief heeft, haett sijne ziele. |
6 Hy sal op de godtloose regenen stricken, vyer, ende swevel, ende een geweldige storm-wint sal het deel hares bekers zijn. |
7 Want de HEERE is rechtveerdich, hy heeft gerechticheden lief; sijn aengesicht aenschouwt den oprechten. |
Einde Psalm 11