Job 26 – Statenvertaling editie 1637
Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
Job 26
1 MAer Iob antwoordde, ende seyde; |
2 Hoe hebt ghy geholpen, dien die sonder kracht is? [ende] behouden den arm, [die] sonder sterckte is? |
3 Hoe hebt ghy hem geraden, die geene wijsheyt en heeft, ende de sake alsoose is, ten vollen bekent gemaeckt? |
4 Aen wien hebt ghy [die] woorden verhaelt? ende wiens geest is van u uytgegaen? |
5 De doode sullen geboren worden van onder de wateren, ende hare inwoonderen. |
6 De helle is naeckt voor hem: ende geen decksel en isser voor het verderf. |
7 Hy breydt het Noorden uyt over het woeste: hy hangt de aerde aen een niet. |
8 Hy bindt de wateren in sijne wolcken: nochtans en scheurt de wolcke daer onder niet. |
9 Hy houdt het vlacke [sijnes] throons vast: hy spreydt sijn wolcke daer over. |
10 Hy heeft een geset perck over het vlacke der wateren rontom afgeteeckent, tot aen de voleyndinge toe des lichts met de duysternisse. |
11 De pilaren des hemels tzitteren, ende ontsetten sich voor sijn schelden. |
12 Door sijne kracht klieft hy de zee: ende door sijn verstant verslaet hy [hare] verheffinge. |
13 Door sijnen Geest heeft hy de hemelen verciert: sijne hant heeft de lanck-wemelende slange geschapen. |
14 Siet, dit zijn [maer] uyterste eynden sijner wegen: ende wat een kleyn stuxken der sake hebben wy van hem gehoort? wie soude dan den donder sijner mogentheden verstaen? |
Einde Job 26