Statenvertaling.nl

sample header image

Esther 6 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Esther 6

De Coninck niet kunnende slapen, laet het boeck der Chronijcken brengen, vers 1. Daer in men geschreven vindt het boos voornemen van Bigthana, ende Theres, door Mordechai ontdeckt, 2. De Coninck vraecht wat eere dat Mordechai hier voor gedaen was: Sijne dienaers seggen, geene, 3. Haman in den Voor-hof zijnde, 4. wort ingeroepen, 5. Ende de Coninck vraecht hem, watmen dien man behoore te doen, dien de Coninck eeren wil? 6. Antwoorde Hamans hier op, 7. De Coninck beveelt Haman dat hy Mordechai alle de eere soude aendoen, die hy geseyt hadde, 10. ’t welck hy doet, 11. Daer na gaet hy nae huys treurich zijnde, 12. ende vertelt al sijn wedervaren aen sijn huysvrouwe, ende vrienden, die hem sijnen voorderen val voorseggen, 13. Hy wort ter maeltijt Esthers gedreven, 14.
 
1 IN de selve nacht 1 was de slaep van den Coninck geweken: ende hy seyde, datmen 2 het Boeck der gedachtenissen, 3 de Chronijcken, brengen soude, ende sy werden 4 in de tegenwoordicheyt des Conincks 5 gelesen.
1 Hebr. de slaep des Conincks was wech-gevlucht. D. de Coninck en konde niet slapen. Dit is alsoo door de beschickinge Godes geschiet.
2 D. in het welcke de gedenckweerdige saken der Coningen in Persen ende Meden geschreven, ende by memorie gestelt waren. And. het memori-Boeck.
3 Hebr. de woorden der dagen.
4 Hebr. voor des Conincks aengesicht.
5 Desen Coninck en woude sijnen tijt niet onnuttelick toebrengen, maer dewijle hy niet slapen en konde, so liet hy sich wat nuttelicks voor lesen.
 
2 Ende men vondt geschreven, 6 dat Mordechai hadde te kennen gegeven, van 7 Bigthana, ende Theres, twee Camerlingen des Conincks, uyt de dorpel-wachters, die de hant sochten te leggen aen den Coninck Ahasveros.
6 Siet bov. cap. 2. vers 21.
7 Genoemt Bigtoan. bov. cap. 2.21.
 
3 Doe seyde de Coninck, Wat eere ende 8 verhooginge is Mordechai 9 hier over gedaen? ende de jongelingen des Conincks, sijne dienaers, seyden, Aen 10 hem en is 11 niets gedaen.
8 Hebr. grootheyt.
9 T.w. van wegen het ontdecken der moordenaers.
10 D. hy en heeft al heel geenen loon nochte vereeringe ontfangen voor het ontdecken ende aenbrengen van dit moordadich voornemen tegen den Coninck.
11 Hebr. geen woort, of, sake.
 
4 Doe seyde de Coninck, Wie is 12 in den Voorhof? (Haman nu was gekomen in den buyten voor-hof van het huys des Conincks, 13 om den Coninck te seggen, datmen Mordechai soude hangen aen de galge die hy hem hadde doen bereyden.)
12 Verstaet hier den buyten voor-hof al waer des Conincks dienaers waren op sijnen dienst passende.
13 D. om met den Coninck te spreken, datmen, etc.
 
5 Ende des Conincks jongelingen seyden tot hem, Siet, Haman staet in den Voor-hof: doe seyde de Coninck, Dat hy in kome.
6 Als Haman ingekomen was, so seyde hem de Coninck, Wat salmen met dien man doen, tot wiens eere de Coninck een welbehagen heeft? doe seyde Haman 14 in sijn herte, tot wien heeft de Coninck een welbehagen om [hem] eere te doen, 15 meer dan tot my?
14 D. by hem selven.
15 Dit besloot hy uyt de veelheyt der weldaden, die hy alreets vanden Coninck genooten hadde.
 
7 Daerom seyde Haman tot den Coninck: Den man, tot wiens eere de Coninck een welbehagen heeft,
8 Salmen 16 het Conincklicke kleedt brengen, dat de Coninck pleegt aen te trecken: ende ’tpeert daer de Coninck op pleegt te ryden; ende dat de 17 Conincklicke kroone op sijn hooft gesett worde.
16 Hebr. Het kleedt des Coninckrijcks.
17 Hebr. Kroone des Coninckrijcks.
 
9 Ende men sal dat kleedt ende dat peert geven in de hant eenes uyt de Vorsten des Conincks, vande grootste Heeren, ende men sal’t dien man aentrecken tot wiens eere de Coninck een welbehagen heeft: ende men sal hem 18 op dat peert doen ryden door de straten der Stadt, ende men sal voor hem roepen, Alsoo salmen dien man doen, tot wiens eere de Coninck een welbehagen heeft.
18 Dit is eertijts geweest eene van de grootste eeren, die de Coningen hare liefste, ende meest-ge-eerde vrienden deden. siet dergelijcke Gen. 41.43. ende 1.Reg. 1.33.
 
10 Doe seyde de Coninck tot Haman, Haest u, neemt dat kleedt, ende dat peert, gelijck als ghy gesproken hebt, ende doet Mordechai den Iode alsoo, die aen de poorte des Conincks sit: ende en laet niet een woort vallen van allen dat ghy gesproken hebt.
11 Ende Haman nam dat kleedt ende dat peert, ende trock het kleedt Mordechai aen, ende dede hem ryden door de straten der Stadt, ende hy riep voor hem, Alsoo salmen dien man doen, tot wiens eere de Coninck een welbehagen heeft.
12 Daerna keerde Mordechai wederom tot de poorte des Conincks: maer Haman 19 wiert voort-gedreven nae sijn huys, treurich, ende 20 met bedeckten hoofde.
19 Ofte, dreef hem selven voort, te weten, door hertseer ende verdriet. Vergel. 2.Chron. 26.20.
20 Hebr. bedeckt van hoofde, Een teecken van droeffenisse. siet 2.Sam. 15.30. Ier. 14.4.
 
13 Ende Haman vertelde aen sijne huysvrouwe Zeres, ende alle sijne vrienden, al wat hem wedervaren was: Doe seyden hem 21 sijne Wyse, ende Zeres sijne huysvrouwe, 22 Indien Mordechai, voor wiens aengesichte ghy hebt begonnen te vallen, van het zaet der Ioden is, so en sult ghy tegen hem niet vermogen, 23 maer ghy sult gewisselick voor sijn aengesichte vallen.
21 D. sijne Raets-heeren, welcker raet hy gewoon was te gebruycken in groot-wichtige saken, doch andere verstaen hier de Tooveraers ende voor-seggers, met de welcke sich Haman in dese sake beriet.
22 And, dewijle.
23 Hebr. Ghy sult vallende vallen voor sijn aengesichte.
 
14 Doe sy noch met hem spraken, so quamen des Conincks Camerlingen nae-by, ende sy haesteden Haman tot de maeltijt te brengen, die Esther bereydt hadde.

Einde Esther 6