Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 8 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Kronieken 8

1 HEt geschiedde nu ten eynde van twintich jaren, inde welcke Salomo het Huys des HEEREN, ende sijn huys gebouwt hadde,
2 Dat Salomo de steden, dewelcke Huram hem gegeven hadde, bouwde: ende de kinderen Israëls aldaer dede woonen.
3 Daer na tooch Salomo nae Hamath Zoba: ende hy overweldichdese:
4 Hy bouwde oock Tadmor inde woestijne ende alle de schatsteden, die hy bouwde in Hamath.
5 Oock bouwde hy het hooge BethHoron, ende het neder Beth-Horon; vaste steden met mueren, deuren, ende grendelen.
6 Mitsgaders Baalath, ende alle de schat-steden, die Salomo hadde, ende alle wagen-steden, ende de steden der Ruyteren, ende wat de begeerte van Salomo begeert hadde te bouwen, in Ierusalem, ende inden Libanon, ende in’t gantsche lant sijner heerschappye.
7 Aengaende al het volck, dat overgebleven was vande Hethiten, ende de Amoriten, ende de Phereziten, ende de Hiviten, ende de Iebusiten, die niet uyt Israël en waren;
8 Uyt hare kinderen, die na hen in ’t lant overgebleven waren, welcke de kinderen Israëls niet verdaen en hadden, die bracht Salomo op uytschot tot op desen dach:
9 Doch uyt de kinderen Israëls, die Salomo niet en maeckte tot slaven in sijn werck; (want sy waren krijchs-lieden, ende Overste sijner hooft-lieden, ende Overste sijner wagenen, ende sijner ruyteren.)
10 [Uyt] dese dan, waren Overste der Bestelden, die de Coninck Salomo hadde, twee hondert, ende vijftich, die over het volck heerschappye hadden.
11 Salomo nu dede de dochter Pharaos opkomen uyt de stadt Davids tot het huys, dat hy voor haer gebouwt hadde: want hy seyde: Mijne vrouwe en sal in ’t huys Davids, des Conincks Israëls niet woonen, om dat de [plaetsen] heylich zijn, tot de welcke de Arke des HEEREN gekomen is.
12 Doe offerde Salomo den HEERE brand-offeren op den altaer des HEEREN, dien hy voor het Voorhuys gebouwt hadde:
13 Selfs nae den eysch van elcken dach, offerende, nae het gebodt van Mose, op de Sabbathen, ende op de nieuwe maenden, ende op de gesette hoochtijden drie malen in’t jaer: op het feest vande ongesuerde [brooden], ende op het feest der weken, ende op het feest der loof-hutten.
14 Hy stelde oock nae de wijse sijnes vaders Davids de verdeelingen der Priesteren over haren dienst, ende der Leviten over hare wachten, om [Godt] te prijsen, ende voor de Priesteren te dienen, nae den eysch van elcken dach: ende de poortiers in hare verdeelingen, aen elcke poorte: want alsoo was het gebodt van David den man Godts.
15 Ende men en weeck niet van des Conincks gebodt aen de Priesteren, ende de Leviten, aengaende alle sake, ende aengaende de schatten.
16 Also wert al het werck Salomons bereydt tot den dach der grontlegginge van het Huys des HEEREN, ende tot het volbrengen des selven; [dat] het Huys des HEEREN volmaeckt wert.
17 Doe tooch Salomo nae EzeonGeber, ende nae Eloth aenden oever der zee, in’t lant van Edom.
18 Ende Huram sondt hem door de hant sijner knechten, schepen, mitsgaders knechten, kenners vande Zee, ende sy gingen met Salomons knechten nae Ophir, ende sy haelden van daer vierhondert ende vijftich talenten gouts, de welcke sy brachten tot den Coninck Salomo.

Einde 2 Kronieken 8