Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Kronieken 3

1 ENde Salomo begon het Huys des HEEREN te bouwen te Ierusalem op den berch Morija, die sijnen vader David gewesen was: inde plaetse, die David toebereydt hadde op den dorsch-vloer Ornans des Iebusiters.
2 Hy begon nu te bouwen inde tweede maent, op den tweeden [dach], in’t vierde jaer sijns Coninckrijcks.
3 Ende dese zijn de grontleggingen van Salomo, om het Huys Godes te bouwen: de lengte in ellen naede eerste mate, was tsestich ellen, ende de breedte twintich ellen.
4 Ende het Voorhuys, ’twelck voor aen was, was in de lengte nae de breette van het huys, twintich ellen, ende de hoochte hondert, ende twintich; ’twelck hy van binnen overtrock met louter gout.
5 Het groot Huys nu overdeckte hy met dennen hout; daer na overtooch hy dat met goet gout: ende hy maeckte daer op palmen, ende ketenwerck.
6 Hy overtooch oock het Huys met kostelicke steenen tot vercieringe: het gout nu was gout van Parvaim.
7 Daer toe overdeckte hy aen het Huys de balcken, de posten, ende de wanden daer van, ende de deuren daer van met gout: ende hy graveerde Cherubim aen de wanden.
8 Voorder maeckte hy het Huys van het Heylige der heyligen, welcks lengte nae de breedte van het Huys, was twintich ellen, ende de breedte daer van twintich ellen: ende hy overtooch dat met goet gout, tot ses hondert talenten.
9 Ende het gewichte der nagelen was, tot vijftich sikelen gouts: ende hy overtooch de oppersalen met gout.
10 Oock maeckte hy in’t Huys van het Heylige der heyligen twee Cherubim van uyttreckende werck: ende hy overtooch die met gout.
11 Aengaende de vleugelen der Cherubim, hare lengte was twintich ellen: des eenen vleugel was van vijf ellen, rakende aen den wandt van het Huys, ende de ander vleugel van vijf ellen, rakende aenden vleugel des anderen Cherubs.
12 Insgelijcx was de vleugel des anderen Cherubs van vijf ellen, rakende aende wandt van’t Huys: ende de ander vleugel was van vijf ellen, klevende aen den vleugel des anderen Cherubs.
13 De vleugelen deser Cherubim spreydden haer uyt twintich ellen: ende sy stonden op hare voeten, ende hare aengesichten waren ten huysewaert.
14 Hy maeckte oock den Voorhanck van hemels-blauw, ende purper, ende carmesijn, ende fijn linnen: ende hy maeckte Cherubim daer op.
15 Noch maeckte hy voor het Huys twee Pilaren van vijf-en-dertich ellen in lengte: ende het capiteel dat op der selver hooft was, was van vijf ellen.
16 Oock maeckte hy ketenen, [als] inde Aenspraeck-plaetse, ende hy settese op de hoofden der pilaren: daer toe maeckte hy hondert granaet-appelen, ende settese tusschen de ketenen.
17 Ende hy richtede de pilaren op voor aen den Tempel, eenen ter rechterhant, ende eenen ter slinckerhant: ende hy noemde den naem des rechteren Iachin, ende den naem des slinckeren, Boaz.

Einde 2 Kronieken 3