Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 26 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Kronieken 26

1 DOe nam het gantsche volck van Iuda Uzzia, (die nu sestien jaer out was) ende maeckten hem Coninck in sijns vaders Amazia plaetse.
2 De selve bouwde Eloth, ende brachtse weder aen Iuda; na dat de Coninck met sijne vaderen ontslapen was.
3 Sestien jaer was Uzzia out, doe hy Coninck wiert, ende hy regeerde twee en vijftich jaer te Ierusalem: ende de naem sijner moeder was Iecholia van Ierusalem.
4 Ende hy dede dat recht was inde oogen des HEEREN, nae alles dat sijn vader Amazia gedaen hadde.
5 Want hy begaf sich om Godt te soecken, inde dagen van Zacharia, die verstandich was inde gesichten Godts: in de dagen nu, dat hy den HEERE socht, maeckte hem Godt voorspoedich.
6 Want hy tooch uyt, ende krijchde tegen de Philistijnen, ende brack den muer van Gath, ende den muer van Iabne, ende den muer van Asdodd:aer toe bouwde hy steden in Asdod, ende onder de Philistijnen.
7 Ende Godt hielp hem tegen de Philistijnen, ende tegens de Arabiers, die te Gurbaal woonden, ende [tegen] de Meüniten.
8 Ende de Ammoniten gaven Uzzia geschencken, ende sijn naem ginck tot den inganck van Egypten: want hy sterckte sich ten hoochsten.
9 Daertoe bouwde Uzzia torens te Ierusalem, aen de Hoeck-poorte, ende aen de Dal-poorte, ende aen de hoecken: ende hy stercktese.
10 Hy bouwde oock torens inde woestijne, ende hieuw vele putten uyt, overmits hy veel vees hadde, beyde inde leechten, ende inde effene velden; acker-luyden, ende wijngaerdeniers op de bergen, ende op de vruchtbare velden: want hy een liefhebber der lant-[bouwerije] was.
11 Voorder hadde Uzzia eene heyrkracht van geoeffende ter oologe, uyttreckende ten heyre by benden, nae het getal harer monsteringe, door de hant van Ieiël den Schrijver, ende Mahaseia den Ampt-man: onder de hant van Hanania [een] van de Vorsten des Conincks.
12 Het geheele getal vande hoofden der vaderen, der strijtbare helden, was twee duysent, ende ses hondert.
13 Ende onder hare hant was een krijchssheyr, van drie hondert duysent, ende seven duysent, ende vijf hondert, die met strijtbare kracht, sich ter oorloge oeffenden, om den Coninck tegen den vyant te helpen.
14 Ende Uzzia bereydde voor hen, voor het gantsche heyr schilden, ende spiessen, ende helmen, ende pantsieren, ende bogen; selfs tot de slinger-steenen toe.
15 Hy maeckte oock te Ierusalem konstige wercken, bedenckinge van konstige werckmeesters, datse op de torens, ende op de hoecken zijn souden, om met pijlen, ende met groote steenen te schieten: so ginck sijnen naem tot verre toe uyt: want hy wert wonderlick geholpen, tot dat hy sterck wiert.
16 Maer als hy sterck geworden was, verhief hem sijn herte tot verdervens toe: ende hy overtradt tegen den HEERE sijnen Godt: want hy ginck inden Tempel des HEEREN, om te roocken op den Reuck-altaer.
17 Doch Azaria de Priester ginck hem na: ende met hem des HEEREN Priesters tachtentich kloecke mannen.
18 Ende sy wederstonden den Coninck Uzzia, ende seyden hem; Het en komt u niet toe, Uzzia, den HEERE te roocken, maer den Priesteren Aarons sonen, die geheyliget zijn, om te roocken; gaet uyt het Heylichdom, want ghy hebt overtreden; ende ’t en sal u niet tot eere zijn van den HEERE Godt.
19 Doe wert Uzzia toornich, ende het reuck-werck was in sijne hant, om te roocken: als hy nu toornich wert tegen de Priesteren, rees de melaetscheyt op aen sijn voor-hooft, voor het aengesichte der Priesteren in ’t Huys des HEEREN, van boven den Reuck-altaer.
20 Als-doen sach de Hooft-priester Azaria op hem, ende alle de Priesteren, ende siet, hy was melaetsch aen sijn voorhooft, ende sy stieten hem metter haeste van daer, ja, hy selfs wert oock gedreven uyt te gaen, om dat de HEERE hem geplaecht hadde.
21 Also was de Coninck Uzzia melaetsch tot aenden dach sijnes doots, ende melaetsch zijnde, woonde in een afgesondert huys, want hy van ’t Huys des HEEREN afgesneden was: Iotham nu sijn soon was over het huys des Conincks, richtende het volck des lants.
22 Het overige nu der geschiedenissen van Uzzia, de eerste, ende de laetste heeft de Propheet Iesaia de sone van Amoz beschreven.
23 Ende Uzzia ontsliep met sijne vaderen, ende sy begroeven hem by sijne vaderen, in het velt vande begravenisse, die der Coningen was; want sy seyden, Hy is melaetsch: ende sijn sone Iotham wert Coninck in sijne plaetse.

Einde 2 Kronieken 26