Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 21 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Kronieken 21

1 DAerna ontsliep Iosaphat met sijne vaderen, ende wert begraven by sijne vaderen inde stadt Davids: ende sijn sone Ioram wert Coninck in sijne plaetse.
2 Ende hy hadde broederen, Iosaphats sonen, Azaria, ende Iehiël, ende Zecharia, ende Azariahu, ende Michaël, ende Sephatia: dese alle waren sonen Iosaphats des Conincks Israëls.
3 Ende haer vader hadde hen vele gaven gegeven van silver, ende van gout, ende van uytgelesene kostelicheden, met vaste steden in Iuda: maer het Coninckrijcke gaf hy Ioram, om dat hy de eerst geboren was.
4 Als Ioram tot het Coninckrijcke sijns vaders opgekomen was, ende sich versterckt hadde, so doodde hy alle sijne broederen met den sweerde: mitsgaders oock [eenige] vande Vorsten Israëls.
5 Twee en dertich jaer was Ioram out, doe hy Coninck wert: ende hy regeerde acht jaren te Ierusalem.
6 Ende hy wandelde inden wech der Coningen Israëls, gelijck als het huys Achabs dede; want hy hadde de dochter Achabs tot eene vrouwe: ende hy dede dat quaet was inde oogen des HEEREN.
7 Doch de HEERE en wilde het huys Davids niet verderven, om des verbonts wille, dat hy met David gemaeckt hadde: ende gelijck als hy geseyt hadde, hem, ende sijnen sonen t’allen dagen een lampe te sullen geven.
8 In sijne dagen vielen de Edomiten af van onder het gebiet van Iuda: ende sy maeckten over hen eenen Coninck.
9 Daerom tooch Ioram voort met sijne Overste, ende alle de wagenen met hem: ende hy maeckte sich des nachts op, ende sloech de Edomiten, die rontom hem waren, ende de Overste der wagenen.
10 Evenwel vielen de Edomiten af van onder het gebiedt van Iuda, tot op desen dach; doe, ter selver tijt, viel Libna af van onder sijn gebiedt: want hy den HEERE den Godt sijner vaderen verlaten hadde.
11 Oock maeckte hy hoochten op de bergen van Iuda: ende hy dede de inwoonderen van Ierusalem hoereren, ja hy dreef Iuda [daer toe].
12 So quam een schrift tot hem vanden Propheet Elia, seggende: Alsoo seyt de HEERE, de Godt uwes vaders Davids; om dat ghy inde wegen uwes vaders Iosaphats, ende inde wegen van Asa den Coninck van Iuda niet gewandelt en hebt:
13 Maer hebt gewandelt inden wech der Coningen Israëls, ende hebt Iuda, ende de inwoonderen van Ierusalem doen hoereren, achtervolgende het hoereren van het huys Achabs: ende oock uwe broederen, van uwes vaders huys, gedoodt hebt, die beter waren dan ghy.
14 Siet de HEERE sal [u] plagen met eene groote plage aen u volck, ende aen uwe kinderen, ende aen uwe wijven, ende aen al uwe have.
15 Ghy sult oock in groote kranckheden zijn, door de kranckheyt uwer ingewanden, tot dat uwe ingewanden uytgaen van wegen de kranckheyt, jaer op jaer.
16 So verweckte de HEERE tegen Ioram den geest der Philistijnen, ende der Arabiers, die aen de zijde der Mooren zijn.
17 Die toogen op in Iuda, ende braken daer in, ende voerden alle have wech, die in het huys des Conincks gevonden wert; selfs oock sijne kinderen, ende sijne wijven: so dat hem geen sone overgelaten en wert, dan Ioahaz de kleynste sijner sonen.
18 Ende na dese allen plaechde hem de HEERE in sijn ingewant met eene kranckheyt, daer geen genesen aen en was.
19 Dit geschiedde van jaer tot jaer, so dat wanneer de tijt van het eynde der twee jaren uytginck, sijne ingewanden met de kranckheyt uytgingen, dat hy sterf van boose kranckheden: ende sijn volck en maeckte hem geene brandinge, als de brandinge sijner vaderen.
20 Hy was twee en dertich [jaren] out, als hy Coninck wert, ende regeerde acht jaren te Ierusalem: ende hy ginck henen sonder begeert te zijn; ende sy begroeven hem inde stadt Davids, maer niet in de graven der Coningen.

Einde 2 Kronieken 21