Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 16 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Kronieken 16

1 IN’t ses en dertichste jaer des Coninckrijcks van Asa, tooch Baësa de Coninck Israëls op tegen Iuda, ende bouwde Rama, op dat hy niemant toe en liete uyt te gaen, ende in te komen tot Asa den Coninck van Iuda.
2 Doe bracht Asa het silver, ende het gout voort, uyt de schatten van het Huys des HEEREN, ende van het huys des Conincks, ende sondt tot Benhadad den Coninck van Syrien, die te Damascus woonde, seggende;
3 Daer is een verbondt tusschen my, ende tusschen u, ende tusschen mijnen vader, ende tusschen uwen vader: Siet ick sende u silver, ende gout; gaet henen, maeckt u verbont te niete met Baësa den Coninck Israëls, dat hy van tegen my aftrecke.
4 Ende Benhadad hoorde nae den Coninck Asa, ende sondt de Overste der heyren, die hy hadde, tegen de steden Israëls, ende sy sloegen Hijon, ende Dan, ende Abel-Maim; ende alle schatsteden van Naphtali.
5 Ende het geschiedde, als Baësa [sulcx] hoorde; dat hy afliet van Rama te bouwen, ende sijn werck staeckte.
6 Doe nam de Coninck Asa gantsch Iuda, ende sy droegen wech de steenen van Rama, ende het hout daer van, daer mede Baësa gebouwt hadde; ende hy bouwde daer mede Geba ende Mizpa.
7 Ende inde selve tijt quam de Siender Hanani tot Asa den Coninck van Iuda; ende hy seyde tot hem: Om dat ghy gesteunt hebt op den Coninck van Syrien, ende niet gesteunt en hebt op den HEERE uwen Godt, daerom is het heyr des Conincks van Syrien uyt uwe hant ontkomen.
8 Waren niet de Mooren, ende de Lubiers een groot heyr met seer vele wagenen, ende ruyteren? Doe ghy nochtans op den HEERE steundet, heeft hyse in uwe hant gegeven.
9 Want den HEERE [aengaende] sijne oogen doorloopen de gantsche aerde, om sich sterck te bewijsen aen [de gene] welcker herte volkomen is tot hem; ghy hebt hier in sottelick gedaen: want van nu af sullen oorlogen tegen u zijn.
10 Doch Asa wert toornich tegen den Siender, ende leyde hem in het gevangenhuys; want hy was hier over tegens hem ontstelt: daertoe onderdruckte Asa [eenige] uyt den volcke ter selver tijt.
11 Ende siet, de geschiedenissen van Asa, de eerste, met de laetste, siet, sy zijn beschreven in het boeck der Coningen van Iuda, ende Israël.
12 Asa nu in’t negen en dertichste jaer sijns Coninckrijcks, wert kranck aen sijne voeten; tot op het hoochste toe was sijne kranckheyt: daertoe oock en socht hy den HEERE niet in sijne kranckheyt, maer de Medecijn-meesters.
13 Also ontsliep Asa met sijne vaderen: ende hy sterf in ’t een-en-veertichste jaer sijner regeringe.
14 Ende sy begroeven hem in sijn graf, dat hy voor sich gegraven hadde in de stadt Davids, ende leyden hem op het bedde, ’t welck hy gevult hadde met specerijen, ende dat van verscheydene soorten, nae der Apotekeren konste toebereydt: ende sy brandden over hem eene gantsch groote brandinge.

Einde 2 Kronieken 16