Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 14 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Kronieken 14

1 SO ontsliep Abia met sijne Vaderen, ende sy begroeven hem inde stadt Davids; ende sijn sone Asa wert Coninck in sijne plaetse: in sijne dagen was het lant tien jaren stille.
2 Ende Asa dede dat goet, ende dat recht was inde oogen des HEEREN sijnes Godts.
3 Want hy nam de altaren der vreemden, ende de hoochten wech: ende brack de op-gerechte beelden; ende hieuw de bosschen af.
4 Ende hy seyde tot Iuda, datse den HEERE den Godt harer vaderen soecken, ende datse de wet ende het gebodt doen souden.
5 Hy nam oock wech uyt alle steden van Iuda de hoochten, ende de sonne-beelden: ende het Coninckrijcke was voor hem stille.
6 Daer toe bouwde hy vaste steden in Iuda: want het lant was stille, ende daer en was geene oorloge in die jaren tegens hem, dewijle de HEERE hem ruste gaf.
7 Want hy seyde tot Iuda; Laet ons dese steden bouwen, ende mueren daerom trecken, ende torens, deuren, ende grendelen, terwijle het lant noch is voor ons aengesichte, want wy hebben den HEERE onsen Godt gesocht, wy hebben [hem] gesocht, en hy heeft ons rontom henen ruste gegeven: so bouweden sy, ende hadden voorspoet.
8 Asa nu hadde een heyr van drie hondert duysent uyt Iuda, rondasse, ende spiesse dragende, ende twee hondert ende tachtentich duysent uyt Benjamin, den schilt dragende, ende den boge spannende: alle dese waren kloecke helden.
9 Ende Zerah, de Moor, quam tegens hen uyt, met een heyr van duysentmael duysent; ende drie hondert wagenen: ende hy quam tot Maresa toe.
10 Doe tooch Asa tegens hem uyt: ende sy stelden de slach-orden in het dal Zephata by Maresa.
11 Ende Asa riep tot den HEERE sijnen Godt, ende seyde: HEERE, ’Tis niets by u te helpen ’tzy den machtigen, ’tzy den krachteloosen: Helpt ons ô HEERE, onse Godt; want wy steunen op u, ende in uwen name zijn wy gekomen tegen dese menichte: ô HEERE, ghy zijt onse Godt, laet den sterffelicken mensche tegens u niets vermogen.
12 Ende de HEERE plaechde de Mooren voor Asa, ende voor Iuda: ende de Mooren vloden.
13 Asa nu, ende het volck, dat met hem was, jaechdense na, tot Gerar toe, ende [soo vele] vielender vande Mooren, datter voor hen geen hervattinge en was; want sy waren verbroken voor den HEERE, ende voor sijn leger: ende sy droegen seer veel roofs daer van.
14 Ende sy sloegen alle steden rontom Gerar; want de verschrickinge des HEEREN was over hen: ende sy beroofden alle de steden, om dat vele roofs inde selve was.
15 Ende sy sloegen oock de tenten van het vee, ende voerden wech schapen, in menichte, ende kemelen: ende quamen weder te Ierusalem.

Einde 2 Kronieken 14