Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 11 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Kronieken 11

1 DOe nu Rehabeam te Ierusalem gekomen was, vergaderde hy het huys Iuda, ende Benjamin, een hondert, ende tachtentich duysent uytgelesene, geoeffent ter oorloge, om tegen Israël te strijden, op dat hy het Coninckrijcke weder aen Rehabeam brachte.
2 Doch het woort des HEEREN geschiedde tot Semaja den man Godts, seggende:
3 Segt tot Rehabeam den sone Salomons, den Coninck van Iuda; ende tot het gantsche Israël in Iuda, ende Benjamin, seggende:
4 Soo seyt de HEERE; Ghy en sult niet optrecken, nochte strijden tegens uwe broederen, een yeder keere weder tot sijn huys; want dese sake is van my geschiedt: ende sy hoorden de woorden des HEEREN, ende sy keerden weder van tegen Ierobeam te trecken.
5 Rehabeam nu woonde te Ierusalem: ende hy bouwde steden tot vasticheden in Iuda.
6 Hy bouwde nu Beth-Lehem, ende Etam, ende Tekoa.
7 Ende Beth-Zur, ende Socho, ende Adullam:
8 Ende Gath, ende Maresa, ende Ziph:
9 Ende Adoraim, ende Lachis, ende Azeka:
10 Ende Zora, ende Aialon, ende Hebron, dewelcke in Iuda, ende in Benjamin de vaste steden waren.
11 Ende hy sterckte dese vasticheden, ende leyde Overste daer in, ende schatten van spijse, ende olye, ende wijn:
12 Ende in elcke stadt rondassen, ende spiessen; ende stercktese gantsch seer: so was Iuda, ende Benjamin sijne.
13 Daertoe de Priesteren, ende de Leviten, die in het gantsche Israël waren, stelden sich by hem uyt alle hare lantpalen.
14 Want de Leviten verlieten hare voorsteden, ende hare besittinge, ende quamen in Iuda, ende in Ierusalem: want Ierobeam, ende sijne sonen haddense verstooten, van het Priesterdom den HEERE te mogen bedicnen.
15 Ende hy hadde sich Priesteren gestelt voor de hoochten, ende voor de duyvelen, ende voor de kalveren, die hy gemaeckt hadde.
16 Na die quamen oock uyt alle stammen Israëls tot Ierusalem, die haer herte begaven, om den HEERE den Godt Israëls te soecken, datse den HEERE den Godt harer vaderen offerhande deden.
17 Also sterckten sy het Coninckrijcke van Iuda, ende bekrachtichden Rehabeam den sone Salomons drie jaren: want drie jaren wandelden sy inden wech van David, ende Salomo.
18 Ende Rehabeam nam sich, beneven Mahalath, de dochter Ierimoths des soons Davids, ter vrouwe, Abihail de dochter Eliabs des soons Isai.
19 Dewelcke hem sonen baerde, Ieüs, ende Semaria, ende Zaham.
20 Ende na haer nam hy Maacha de dochter Absaloms: dese baerde hem Abia, ende Atthai, ende Ziza, ende Selomith.
21 Ende Rehabeam hadde Maacha Absaloms dochter liever dan alle sijne wijven, ende sijne bywijven, want hy hadde achtien wijven genomen, ende tsestich bywijven: ende hy gewan acht-en-twintich sonen, ende tsestich dochteren.
22 Ende Rehabeam stelde Abia den sone van Maacha tot een Hooft, om een Overste te zijn onder sijne broederen: want het was om hem Coninck te maken.
23 Ende hy handelde verstandelick, dat hy van alle sijne sonen door alle landen van Iuda, ende Benjamin, in alle vaste steden verspreydde; den welcken hy spijse gaf in overvloet: ende hy begeerde de veelheyt van wijven.

Einde 2 Kronieken 11