Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 ENDE Salomo de sone Davids’ wert versterckt in sijn Coninckrijck: want de HEERE sijn Godt was met hem, ende maecte hem ten hoochsten groot. |
2 Ende Salomo sprack tot het gantsche Israël, tot de Overste der duysenden, ende der honderden, ende tot de Richteren, ende tot alle Vorsten in gantsch Israël, de Hoofden der vaderen; |
3 Ende sy gingen henen, Salomo, ende de gantsche Gemeynte met hem, nae de hoochte, die te Gibeon was: want daer was de Tente der t’samen-komste Godes, die Mose de knecht des HEEREN inde woestijne gemaeckt hadde. |
4 (Maer de Arke Godts hadde David van Kiriath-Iearim opgebracht, ter plaetse die David voor haer bereyt hadde: want hy hadde voor haer eene tente te Ierusalem gespannen.) |
5 Oock was de koperen altaer, dien Bezaleël de soon van Uri, de soon van Hur gemaeckt hadde, aldaer voor den Tabernakel des HEEREN: Salomo nu, ende de gemeynte, besochten den selven. |
6 Ende Salomo offerde daer, voor het aengesichte des HEEREN, op den koperen altaer, die aen de Tente der t’samen-komste was: ende hy offerde daerop duysent brand-offeren. |
7 In die selve nacht verscheen Godt aen Salomo; ende hy seyde tot hem: Begeert wat ick u geven sal. |
8 Ende Salomo seyde tot Godt; Ghy hebt aen mijnen vader David groote weldadicheyt gedaen; ende ghy hebt my Coninck gemeackt in sijne plaetse. |
9 Nu HEERE Godt, laet u woort waer worden, [gedaen] aen mijnen vader David: want ghy hebt my Coninck gemaeckt over een volck, menichvuldich als het stof der aerden. |
10 Geeft my nu wijsheyt, ende wetenschap, dat ick voor het aengesichte deses volcks uytgae, ende ingae: want wie soude dit u groot volck [connen] richten? |
11 Doe seyde Godt tot Solomo: Daerom dat dit in u herte geweest is, ende ghy niet begeert en hebt rijckdom, goederen, nochte eere, nochte de ziele uwer haters, nochte oock vele dagen begeert en hebt, maer wijsheyt, ende wetenschap voor u begeert hebt, op dat ghy mijn volck mochtet richten, daer over ick u Coninck gemaeckt hebbe: |
12 De wijsheyt, ende de wetenschap is u gegeven: Daer toe sal ick u rijckdom, ende goederen, ende eere geven, dergelijcke geene Coningen, die voor u geweest zijn, gehadt en hebben; ende na u en sal dergelijcke niet zijn. |
13 Also quam Salomo te Ierusalem; vande hoochte die te Gibeon is, van voor de Tente der t’samen-komste: ende hy regeerde over Israel. |
14 Ende Salomo vergaderde wagenen, ende ruyteren, so dat hy duysent, ende vierhondert wagenen, ende twaelf duysent ruyteren hadde: ende hy leydese inde wagen-steden, ende by den Coninck te Ierusalem. |
15 Ende de Coninck maeckte het silver, ende het gout in Ierusalem te zijn, als steenen, ende de Cederen maeckte hy te zijn, als wilde vijge-boomen, die inde leechten zijn, in menichte. |
16 Ende het uytbrengen der peerden, was ’t gene Salomo uyt Egypten hadde; ende aengaende het lijnen-garen; de cooplieden des Conincks namen het lijnen-garen voor den prijs. |
17 Ende sy brachten op, ende voerden eenen wagen uyt van Egypten voor ses hondert [sikelen] silvers, ende een peert voor een hondert vijftich: ende also voerdense [die] door hare hant uyt, voor allen Coningen der Hethiten, ende voor den Coningen van Syrien. |