Statenvertaling.nl

sample header image

1 Koningen 5 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Koningen 5

1 ENde Hiram de Coninck van Tyrus sondt sijne knechten tot Salomo (want hy hadde gehoort datse Salomo tot Coninck gesalft hadden in sijns vaders plaetse), de wijle Hiram David altijts bemint hadde.
2 Daerna sondt Salomo tot Hiram, seggende:
3 Ghy weet dat mijn vader David den naem des HEEREN sijnes Godts niet en konde een huys bouwen, van wegen de oorloge, daer mede sy hem omcingelden: tot dat de HEERE haer onder sijne voetsolen gaf.
4 Maer nu heeft de HEERE mijn Godt my van rontom ruste gegeven: daer en is geen tegenpartijder, nochte geene bejegeninge van quaet.
5 Ende siet, ick dencke voor den name des HEEREN mijnes Godts een huys te bouwen: gelijck als de HEERE gesproken heeft tot mijnen vader David, seggende; Uwe soon, dien ick in uwe plaetse op uwen throon setten sal, die sal mijnen name dat huys bouwen.
6 So gebiedt nu datmen my Cederen uyt Libanen houwe, ende mijne knechten sullen met uwe knechten zijn, ende den loon uwer knechten sal ick u geven, nae al dat ghy seggen sult: want ghy weet dat onder ons niemant is, die weet hout te houwen, gelijck de Zidoniers.
7 Ende het geschiedde, als Hiram de woorden van Salomo gehoort hadde, dat hy hem seer verblijdde: ende seyde, Gesegent sy de HEERE heden, die David eenen wijsen sone gegeven heeft, over dit groote volck.
8 Ende Hiram sondt tot Salomo, seggende; Ick hebbe gehoort, waerom ghy tot my gesonden hebt: ick sal allen uwen wille doen met het Cederen hout, ende met het Dennen hout.
9 Mijne knechten sullense afbrengen van den Libanon aen de Zee, ende ick salse op vlotten over de Zee doen voeren, tot die plaetse, die ghy aen my ontbieden sult, ende sal die aldaer los maken, ende ghy sultse wechnemen: ghy sult oock mijnen wille doen, dat ghy mijnen huyse spijse geeft.
10 Also gaf Hirom Salomo Cederen hout, ende Dennen-hout, [nae] alle sijnen wille.
11 Ende Salomo gaf Hiram twintich duysent Cor tarwe, tot spijse van sijn huys, ende twintich Cor gestooten olie: sulcks gaf Salomo Hiram jaer op jaer.
12 De HEERE dan gaf Salomo wijsheyt, gelijck als hy tot hem gesproken hadde: ende daer was vrede tusschen Hiram, ende tusschen Salomo, ende sy beyde maeckten een verbondt.
13 Ende de Coninck Salomo dede een uytschot op komen uyt gantsch Israël: ende het uytschot was dertich duysent man.
14 Ende hy sondtse nae den Libanon, tien duysent des maents by beurten; een maent warense in den Libanon, twee maenden elck in sijn huys: ende Adoniram was over dit uytschot.
15 Daer toe hadde Salomo tseventich duysent, die last droegen: ende tachtentich duysent houwers op ’t geberchte.
16 Behalven de Overste van Salomons Bestelde, die over dat werck waren, drie duysent ende drie hondert die heerschappye hadden over het volck, ’t welck dat werck dede.
17 Alst nu de Coninck geboot, so voerden sy groote steenen toe, kostelicke steenen, gehouwene steenen, om den gront van dat huys te leggen.
18 Ende de bouwlieden Salomons, ende de bouwlieden Hiroms, ende de Gibliten behieuwense: ende bereydden het hout toe, ende de steenen, om dat huys te bouwen.

Einde 1 Koningen 5