Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 DOe quamen alle stammen Israëls tot David te Hebron: ende sy spraken, seggende; Siet wy, u gebeente, ende u vleesch zijn wy. |
2 Daer toe oock te vooren, doe Saul Coninck over ons was, waert ghy Israël uytvoerende, ende inbrengende: Oock heeft de HEERE tot u geseyt; Ghy sult mijn volck Israël weyden, ende ghy sult tot eenen Voorganger zijn over Israël. |
3 Also quamen alle Outsten Israëls tot den Coninck te Hebron; ende de Coninck David maeckte een verbont met hen te Hebron, voor het aengesichte des HEEREN: ende sy salfden David tot Coninck over Israël. |
4 Dertich jaer was David out, als hy Coninck wert: veertich jaer heeft hy geregeert. |
5 Te Hebron regeerde hy over Iuda seven jaren, ende ses maenden: ende te Ierusalem regeerde hy drie en dertich jaer, over gantsch Israël ende Iuda. |
6 Ende de Coninck tooch met sijne mannen nae Ierusalem, tegen de Iebusiten, die in dat lant woonden: Ende sy spraken tot David, seggende; Ghy en sult hier niet inkomen, maer de blinde ende kreupele sullen u afdrijven, dat is te seggen; David en sal hier niet in komen. |
7 Maer David nam de burcht Zion in, de selve is de stadt Davids. |
8 Want David seyde ten selven dage; Al wie de Iebusiten slaet, ende geraeckt aen die water-gote, ende die kreupele, ende die blinde, die van Davids ziele gehaett zijn, [die sal tot een Hooft, ende tot een Overste zijn:] daerom seytmen; Een blinde ende kreupele en sal in ’t huys niet komen. |
9 Also woonde David in de burcht, ende noemde die stadt, Davids stadt: Ende David bouwde rontom van Millo af, ende binnenwaert. |
10 David nu ginck geduerichlick voort, ende wert groot: Want de HEERE, de Godt der heyrscharen, was met hem. |
11 Ende Hiram de Coninck van Tyrus, sondt boden tot David, ende cederen-hout, ende timmer-lieden, ende metselaers: Ende sy bouwden David een huys. |
12 Ende David merckte, dat de HEERE hem tot eenen Coninck over Israël bevestigt hadde: ende dat hy sijn Coninckrijck verheven hadde, om sijns volcks Israëls wille. |
13 Ende David nam meer bywijven, ende wijven van Ierusalem, na dat hy van Hebron gekomen was: Ende David werden meer sonen ende dochteren geboren. |
14 Ende dit zijn de namen der gener, die hem te Ierusalem geboren zijn: Schammua, ende Schobab, ende Nathan, ende Salomo: |
15 Ende Ibchar, ende Elischua, ende Nepheg, ende Iaphia: |
16 Ende Elischama, ende Eljada, ende Eliphelet. |
17 Als nu de Philistijnen hoorden, dat sy David ten Coninck over Israël gesalft hadden: so togen alle Phistijnen op om David te soecken: ende David, dat hoorende, tooch af nae de burcht. |
18 Ende de Philistijnen quamen ende verspreydden sich, in den dale Rephaim. |
19 So vraechde David den HEERE, seggende; Sal ick optrecken tegen de Philistijnen? sult ghyse in mijne hant geven? ende de HEERE seyde tot David; Treckt op, want ick sal de Philistijnen sekerlick in uwe hant geven. |
20 Doe quam David te Baal-Perazim; ende David sloechse aldaer, ende seyde; De HEERE heeft mijne vyanden voor mijn aengesichte gescheurt, als een scheure der wateren: daerom noemde hy den name der selver plaetse, Baal-Perazim. |
21 Ende sy lieten hare Afgoden aldaer: Ende David ende sijne mannen, namense op. |
22 Daerna togen de Phistijnen weder op: ende sy verspreydden sich, in den dale Rephaim. |
23 Ende David vraechde den Heere, de welcke seyde; Ghy en sult niet optrecken: [maer] teckt om tot achter hen, dat ghy aen hen komet van tegen over de moerbesijen boomen. |
24 Ende het geschiede, als ghy hoort het geruysch van eenen ganck in de toppen der boerbesijen boomen, dan rept u: want alsdan is de HEERE voor u aengesichte uytgegaen, om het heyrleger der Philistijnen te slaen. |
25 Ende David dede alsoo, gelijck als de HEERE hem geboden hadde: Ende hy sloech de Philistijnen van Geba af tot dat ghy komt te Gezer. |