Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 ENde het geschiedde na dese dingen, dat de Schencker des Conincks van Egypten, ende de Backer, sondigden tegen haren heere, tegen de Coninck van Egypten. |
2 So dat Pharao seer toornich wert op sijne twee hovelingen; op den oversten der Schenckeren, ende op den oversten der Backeren. |
3 Ende hy leverdese in bewaringe, ten huyse des oversten der Trauwanten in ’t Gevangen-huys: ter plaetse daer Ioseph gevangen was. |
4 Ende de overste der Trauwanten bestelde Ioseph by hen, dat hyse diende: ende sy waren [sommige] dagen in bewaringe. |
5 Sy droomden nu beyde eenen droom, elck sijnen droom, in eener nacht, elck nae de uytlegginge sijnes drooms: de Schencker, ende de Backer, die des Conincks van Egypten waren, die gevangen waren in ’t gevangen-huys. |
6 Ende Ioseph quam des morgens tot hen, ende hy sachse aen; ende siet, sy waren ontstelt. |
7 Doe vraegde hy de hovelingen van Pharao die by hem waren in hechtenisse van het huys sijnes heeren, seggende; Waerom zijn uwe aengesichten heden qualick gestelt? |
8 Ende sy seyden tot hem; Wy hebben eenen droom gedroomt, ende daer en is niemant die hem uytlegge: ende Ioseph seyde tot hen; Zijn d’uytleggingen niet Godes? vertelt [se] my doch. |
9 Doe vertelde de overste der Schenckeren Ioseph sijnen droom, ende seyde tot hem: In mijnen droom, siet, so was een wijnstock voor mijn aengesichte; |
10 Ende aen den wijnstock waren drye rancken: ende hy was als bottende, sijn bloeysel ginck op, sijne trossen brachten rijpe druyven voort. |
11 Ende Pharaos beker was in mijne hant, ende ick nam die druyven, ende drucktese uyt in Pharaos beker, ende ick gaf den beker op Pharaos hant. |
12 Doe seyde Ioseph tot hem: Dit is sijne uytlegginge; De drye rancken zijn drye dagen; |
13 Binnen noch drye dagen sal Pharao u hooft verheffen, ende sal u in uwen staet herstellen, ende ghy sult Pharaos beker in sijne hant geven, nae de voorige wijse, doe ghy sijn Schencker waert. |
14 Doch gedenckt mijner by u selven, wanneer het u wel gaen sal, ende doet doch weldadicheyt aen my, ende doet mijner meldinge by Pharao, ende maeckt dat ick uyt dit huys kome. |
15 Want ick ben dieflick ontstolen uyt der Hebreen lant: ende oock en hebbe ick hier niets gedaen, dat sy my in desen kuyl geset hebben. |
16 Doe de overste der Backeren sach, dat hy eene goede uytlegginge gedaen hadde: so seyde hy tot Ioseph: Ick was oock in mijnen droom, ende siet, drye getralyde korven waren op mijn hooft; |
17 Ende in den oppersten korf was van alle spijse van Pharao, die Backers-werck is; ende het gevogelte at de selve uyt den korf van boven mijn hooft. |
18 Doe antwoordde Ioseph, ende seyde: Dit is sijne uytlegginge; De drye korven zijn drye dagen; |
19 Binnen noch drye dagen, sal Pharao u hooft verheffen van boven u, ende hy sal u aen een hout hangen, ende het gevogelte sal u vleesch van boven u eten. |
20 Ende het geschiedde ten derden dage, ten dage van Pharaos geboorte, dat hy allen sijnen knechten eene maeltijt maeckte: ende hy verhief het hooft des oversten der Schenckeren, ende het hooft des oversten der Backeren, in het midden sijner knechten. |
21 Ende hy dede den oversten der Schenckeren weder-keeren tot sijn Schenck-ampt; so dat hy den beker op Pharaos hant gaf. |
22 Maer den oversten der Backeren hinck hy op: gelijck Ioseph hen uytgeleyt hadde. |
23 Doch de overste der Schenckeren en gedacht aen Ioseph niet, maer vergat hem. |