Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 EN Jezus de scharen ziende, is geklommen op een berg; en als Hij nedergezeten was, kwamen Zijn discipelen tot Hem. |
2 En Zijn mond geopend hebbende, leerde Hij hen, zeggende: |
3 Zalig zijn de armen van geest; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. |
4 Zalig zijn die treuren; want zij zullen vertroost worden. |
5 Zalig zijn de zachtmoedigen; want zij zullen het aardrijk beërven. |
6 Zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid; want zij zullen verzadigd worden. |
7 Zalig zijn de barmhartigen; want hun zal barmhartigheid geschieden. |
8 Zalig zijn de reinen van hart; want zij zullen God zien. |
9 Zalig zijn de vreedzamen; want zij zullen Gods kinderen genaamd worden. |
10 Zalig zijn die vervolgd worden om der gerechtigheid wil; want hunner is het Koninkrijk der hemelen. |
11 Zalig zijt gij als u de mensen smaden en vervolgen, en liegende alle kwaad tegen u spreken, om Mijnentwil. |
12 Verblijdt en verheugt u, want uw loon is groot in de hemelen; want alzo hebben zij vervolgd de profeten die vóór u geweest zijn. |
13 Gij zijt het zout der aarde; indien nu het zout smakeloos wordt, waarmede zal het gezouten worden? Het deugt nergens meer toe, dan om buitengeworpen en van de mensen vertreden te worden. |
14 Gij zijt het licht der wereld; een stad boven op een berg liggende, kan niet verborgen zijn. |
15 En men steekt geen kaars aan en zet die onder een korenmaat, maar op een kandelaar, en zij schijnt allen die in het huis zijn. |
16 Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken. |
17 Meent niet dat Ik gekomen ben om de Wet of de Profeten te ontbinden; Ik ben niet gekomen om die te ontbinden, maar te vervullen. |
18 Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet één jota noch één tittel van de Wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied. |
19 Zo wie dan één van deze minste geboden zal ontbonden en de mensen alzo zal geleerd hebben, die zal de minste genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen; maar zo wie dezelve zal gedaan en geleerd hebben, die zal groot genaamd worden in het Koninkrijk der hemelen. |
20 Want Ik zeg u: Tenzij uw gerechtigheid overvloediger zij dan der schriftgeleerden en der farizeeën, dat gij in het Koninkrijk der hemelen geenszins zult ingaan. |
21 Gij hebt gehoord dat tot de ouden gezegd is: Gij zult niet doden; maar zo wie doodt, die zal strafbaar zijn door het gericht. |
22 Doch Ik zeg u: Zo wie ten onrechte op zijn broeder toornig is, die zal strafbaar zijn door het gericht; en wie tot zijn broeder zegt: Raka! die zal strafbaar zijn door den Groten Raad; maar wie zegt: Gij dwaas! die zal strafbaar zijn door het helse vuur. |
23 Zo gij dan uw gave zult op het altaar offeren, en aldaar gedachtig wordt dat uw broeder iets tegen u heeft, |
24 Laat daar uw gave voor het altaar, en ga heen, verzoen u eerst met uw broeder, en kom dan en offer uw gave. |
25 Wees haastelijk welgezind jegens uw wederpartij, terwijl gij nog met hem op den weg zijt; opdat de wederpartij niet misschien u den rechter overlevere, en de rechter u den dienaar overlevere, en gij in de gevangenis geworpen wordt. |
26 Voorwaar Ik zeg u: Gij zult daar geenszins uitkomen, totdat gij den laatsten penning zult betaald hebben. |
27 Gij hebt gehoord dat van de ouden gezegd is: Gij zult geen overspel doen. |
28 Maar Ik zeg u, dat zo wie een vrouw aanziet om dezelve te begeren, die heeft alrede overspel in zijn hart met haar gedaan. |
29 Indien dan uw rechteroog u ergert, trek het uit en werp het van u; want het is u nut dat één uwer leden verga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. |
30 En indien uw rechterhand u ergert, houw ze af en werp ze van u; want het is u nut dat één uwer leden verga en niet uw gehele lichaam in de hel geworpen worde. |
31 Er is ook gezegd: Zo wie zijn vrouw verlaten zal, die geve haar een scheidbrief. |
32 Maar Ik zeg u, dat zo wie zijn vrouw verlaten zal, anders dan uit oorzaak van hoererij, die maakt dat zij overspel doet; en zo wie de verlatene zal trouwen, die doet overspel. |
33 Wederom hebt gij gehoord dat van de ouden gezegd is: Gij zult den eed niet breken, maar gij zult den Heere uw eden houden. |
34 Maar Ik zeg u: Zweert ganselijk niet, noch bij den hemel, omdat hij is de troon Gods; |
35 Noch bij de aarde, omdat zij is de voetbank Zijner voeten; noch bij Jeruzalem, omdat zij is de stad des groten Konings; |
36 Noch bij uw hoofd zult gij zweren, omdat gij niet één haar kunt wit of zwart maken. |
37 Maar laat zijn uw woord ja, ja; neen, neen; wat boven deze is, dat is uit den boze. |
38 Gij hebt gehoord dat gezegd is: Oog om oog en tand om tand. |
39 Maar Ik zeg u, dat gij den boze niet wederstaat; maar zo wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; |
40 En zo iemand met u rechten wil en uw rok nemen, laat hem ook den mantel; |
41 En zo wie u zal dwingen één mijl te gaan, ga met hem twee mijlen. |
42 Geef dengene die iets van u bidt, en keer u niet af van dengene die van u lenen wil. |
43 Gij hebt gehoord dat er gezegd is: Gij zult uw naaste liefhebben en uw vijand zult gij haten. |
44 Maar Ik zeg u: Hebt uw vijanden lief; zegent hen die u vervloeken; doet wel dengenen die u haten; en bidt voor degenen die u geweld doen en die u vervolgen; |
45 Opdat gij moogt kinderen zijn uws Vaders, Die in de hemelen is; want Hij doet Zijn zon opgaan over bozen en goeden, en regent over rechtvaardigen en onrechtvaardigen. |
46 Want indien gij liefhebt die u liefhebben, wat loon hebt gij? Doen ook de tollenaars niet hetzelfde? |
47 En indien gij uw broeders alleen groet, wat doet gij boven anderen? Doen ook niet de tollenaars alzo? |
48 Weest dan gijlieden volmaakt, gelijk uw Vader, Die in de hemelen is, volmaakt is. |