Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Wetten van de vierdagen en hoogtijden, vs. 1, enz. Van den sabbat, 3. Van het paasfeest, 4, 5. Met de ceremoniën, daarin te onderhouden, 9. Van het pinksterfeest, 15. Van het feest der trompetten, 24. Van het feest der verzoening, 27. Van het feest der loofhutten, 33. |
Heiliging van den sabbat |
1 DAARNA sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
2 Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: De gezette hoogtijden des HEEREN, dewelke 1gijlieden uitroepen zult, zullen 2heilige samenroepingen zijn; deze zijn Mijn gezette hoogtijden. |
| 1 Namelijk door de priesters. Zie Num. 10:8, 9, enz. |
| Num. 10:8 En de zonen van Aäron, de priesters, zullen met die trompetten blazen; en zij zullen ulieden zijn tot een eeuwige inzetting bij uw geslachten. Num. 10:9 En wanneer gijlieden in uw land ten strijde zult trekken tegen den vijand die u benauwt, zult gij ook met die trompetten een gebroken geklank maken; zo zal uwer gedacht worden voor het aangezicht des HEEREN uws Gods, en gij zult van uw vijanden verlost worden. |
| 2 Hebr. samenroepingen der heiligheid. Zo worden de kerkelijke bijeenkomsten genoemd, omdat zij door enig middel van stem of ander geluid tot de plaats der verzameling bijeengeroepen waren om den heiligen godsdienst te plegen. Alzo in het volgende. |
|
3 aZes dagen zal men 3het werk doen, maar op den zevenden dag is de sabbat der rust, een heilige samenroeping; geen werk zult gij doen; het is des HEEREN sabbat, in al uw woningen. |
| a Ex. 20:9; 23:12. Deut. 5:13. Luk. 13:14. |
| Ex. 20:9 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen; Ex. 23:12 Zes dagen zult gij uw werken doen, maar op den zevenden dag zult gij rusten; opdat uw os en uw ezel ruste en dat de zoon uwer dienstmaagd en de vreemdeling adem scheppe. Deut. 5:13 Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen. Luk. 13:14 En de overste der synagoge, kwalijk nemende dat Jezus op den sabbat genezen had, antwoordde en zeide tot de schare: Er zijn zes dagen in welke men moet werken; komt dan in dezelve en laat u genezen, en niet op den dag des sabbats. |
| 3 Versta het dagelijks en dienstelijk werk dienende tot de verzorging van dit tijdelijke leven. |
Pascha |
4 Deze zijn de gezette hoogtijden des HEEREN, de heilige samenroepingen, dewelke gij uitroepen zult op hun gezetten tijd. |
5 bIn de eerste 4maand, op den veertiende der maand, 5tussen twee avonden, is des HEEREN 6pascha. |
| b Ex. 12:18; 23:15. Num. 28:16. Deut. 16:1. |
| Ex. 12:18 In de eerste maand, aan den veertienden dag der maand, in den avond, zult gij ongezuurde broden eten, tot den een en twintigsten dag der maand, in den avond. Ex. 23:15 Het feest van de ongezuurde broden zult gij houden; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten (gelijk Ik u geboden heb) te bestemder tijd in de maand Abib, want in dezelve zijt gij uit Egypte getogen; doch men zal niet ledig voor Mijn aangezicht verschijnen. Num. 28:16 En in de eerste maand, op den veertienden dag der maand, is het pascha den HEERE. Deut. 16:1 NEEM waar de maand Abib, dat gij den HEERE uw God pascha houdt; want in de maand Abib heeft u de HEERE uw God uit Egypteland uitgevoerd, bij nacht. |
| 4 Genaamd Nisan en Abib, beginnende met de gelijkheid der dagen en der nachten in de lente, en meest overeenkomende met onzen maart. Zie Ex. 13 op vers 4 en Num. 9 op vers 1. |
| Ex. 13:4 (kt.) Heden gaat gijlieden uit, in de maand Abib. Num. 9:1 (kt.) EN de HEERE sprak tot Mozes in de woestijn Sinaï, in het tweede jaar nadat zij uit Egypteland uitgetogen waren, in de eerste maand, zeggende: |
| 5 Zie van deze manier van spreken Ex. 12 op vers 6. |
| Ex. 12:6 (kt.) En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering Israëls zal het slachten tussen twee avonden. |
| 6 Hebr. pesach, dat is, overschrijding of voorbijgang. Alzo wordt het feest genoemd door een sacramentele manier van spreken, terwijl het maar een gedenkteken van den voorbijgang des engels was. Vgl. hiermede Ex. 12:11 en Gen. 17:10 met de aant. daarop. |
| Ex. 12:11 Aldus nu zult gij het eten: uw lendenen zullen opgeschort zijn, uw schoenen aan uw voeten en uw staf in uw hand; en gij zult het met haast eten; het is des HEEREN pascha. Gen. 17:10 Dit is Mijn verbond, dat gijlieden houden zult tussen Mij en tussen u en tussen uw zaad na u: dat al wat mannelijk is u besneden worde. |
|
6 En op den vijftienden dag derzelver maand is het feest van de ongezuurde broden des HEEREN; zeven dagen zult gij ongezuurde broden eten. |
7 Op den 7eersten dag zult gij een heilige samenroeping hebben; geen 8dienstwerk zult gij doen. |
| 7 Dat is, op dezen dag en op den zevende, gelijk volgt vers 8, zal men zich in godsdienstige werken oefenen en zich onthouden van den dagelijksen arbeid. |
| vers 8 Maar gij zult zeven dagen vuuroffer den HEERE offeren; op den zevenden dag zal een heilige samenroeping wezen, geen dienstwerk zult gij doen. |
| 8 Dat u van den godsdienst dien gij schuldig zijt te plegen, zou mogen aftrekken en u vermoeien. |
|
8 Maar gij zult zeven dagen 9vuuroffer den HEERE offeren; op den zevenden dag zal een heilige samenroeping wezen, geen dienstwerk zult gij doen. |
| 9 Zie Lev. 1 op vers 9. |
| Lev. 1:9 (kt.) Doch zijn ingewand en zijn schenkels zal men met water wassen; en de priester zal dat alles aansteken op het altaar; het is een brandoffer, een vuuroffer tot een lieflijken reuk den HEERE. |
|
9 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
10 Spreek tot de kinderen Israëls en zeg tot hen: Als gij in het land zult gekomen zijn hetwelk Ik u geven zal, en gij zijn oogst zult inoogsten, dan zult gij een 10garve der eerstelingen van uw oogst tot den priester brengen. |
| 10 Het Hebreeuwse woord betekent het tiende deel van een efa, Ex. 16:36. Hierom schijnt een schoof ook zo genoemd te zijn, omdat men een tiende deel van een efa uit een schoof kon dorsen. |
| Ex. 16:36 Een gomer nu is het tiende deel van een efa. |
|
11 En hij zal die garve voor het aangezicht des HEEREN bewegen, 11opdat het voor u aangenaam zij; 12des anderen daags na den sabbat zal de priester die bewegen. |
| 11 Hebr. tot uw aangenaamheid of welgevalligheid. |
| 12 Dat is, op den zestienden dag der maand, den tweede na den paasdag en den tweede der ongezuurde broden. |
|
12 Gij zult ook op den dag als gij die garve bewegen zult, bereiden een volkomen lam dat 13eenjarig is, ten brandoffer den HEERE; |
| 13 Hebr. een zoon zijns jaars, dat is, dat een jaar oud is. Alzo Num. 7:17, 21, 33, enz. |
| Num. 7:17 En ten dankoffer twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren; dat was de offerande van Nahesson, den zoon van Amminádab. Num. 7:21 Eén var, een jong rund, één ram, één lam dat eenjarig was, ten brandoffer; Num. 7:33 Eén var, een jong rund, één ram, één lam dat eenjarig was, ten brandoffer; |
|
13 En zijn spijsoffer, twee tienden meelbloem, met olie gemengd, ten vuuroffer, den HEERE tot een 14lieflijken reuk; en zijn 15drankoffer van wijn, het vierde deel van een 16hin. |
| 14 Zie Gen. 8 op vers 21. |
| Gen. 8:21 (kt.) En de HEERE rook dien lieflijken reuk, en de HEERE zeide in Zijn hart: Ik zal voortaan den aardbodem niet meer vervloeken om des mensen wil, want het gedichtsel van des mensen hart is boos van zijn jeugd aan; en Ik zal voortaan niet meer al het levende slaan, gelijk als Ik gedaan heb. |
| 15 Versta de offeranden in dewelke vochtige dingen, als wijn en olie, geofferd werden. Alzo vss. 18, 37. Zie Gen. 35 op vers 14 en vgl. Ex. 29:40. |
| vers 18 Gij zult ook met het brood zeven volkomen eenjarige lammeren en een var, het jong van een rund, en twee rammen offeren; zij zullen den HEERE een brandoffer zijn, met hun spijsoffer en hun drankoffers, een vuuroffer tot een lieflijken reuk den HEERE. vers 37 Dit zijn de gezette hoogtijden des HEEREN, dewelke gij zult uitroepen tot heilige samenroepingen, om den HEERE vuuroffer, brandoffer en spijsoffer, slachtoffer en drankoffers, elk dagelijks op zijn dag te offeren; Gen. 35:14 (kt.) En Jakob stelde een opgericht teken op, in die plaats waar Hij met hem gesproken had, een stenen opgericht teken; en hij stortte daarop drankoffer en goot olie daarover. Ex. 29:40 Met een tiende deel meelbloem, gemengd met een vierendeel van een hin gestoten olie; en tot drankoffer een vierde deel van een hin wijn, tot het ene lam. |
| 16 Zie van deze maat Lev. 19 op vers 36. |
| Lev. 19:36 (kt.) Gij zult een rechte waag hebben, rechte weegstenen, een rechte efa en een rechte hin; Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland uitgevoerd heb. |
|
14 En gij zult 17geen brood, noch geroost koren, noch groene aren eten, tot op dienzelven dag dat gij de offerande uws Gods zult gebracht hebben; het is een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen. |
| 17 De zin is, dat zij gans niet van de nieuwe vruchten smaken noch nuttigen mochten, dan als zij de eerstelingen daarvan Gode zouden geofferd hebben; hetwelk geschieden moest op den dag tevoren gemeld vers 11. |
| vers 11 En hij zal die garve voor het aangezicht des HEEREN bewegen, opdat het voor u aangenaam zij; des anderen daags na den sabbat zal de priester die bewegen. |
Het pinksterfeest |
15 cDaarna zult gij u tellen van des anderen daags na den sabbat, van den dag dat gij de garve des 18beweegoffers zult gebracht hebben; het zullen zeven volkomen 19sabbatten zijn. |
| c Deut. 16:9. |
| Deut. 16:9 Zeven weken zult gij u tellen; van dat men met de sikkel begint in het staande koren, zult gij de zeven weken beginnen te tellen. |
| 18 Zie van het beweegoffer Lev. 7 op vers 30. |
| Lev. 7:30 (kt.) Zijn handen zullen de vuuroffers des HEEREN brengen; het vet aan de borst zal hij met die borst brengen, om die tot een beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN te bewegen. |
| 19 Of: weken. |
|
16 Tot des anderen daags na den zevenden sabbat zult gij vijftig dagen tellen; dan zult gij een 20nieuw spijsoffer den HEERE offeren. |
| 20 Vgl. Num. 28:26 en versta dit van het offer dat van nieuw koren of vruchten moest komen en te onderscheiden is van de vrijwillige spijsoffers, van welke te zien is Lev. 2:12. |
| Num. 28:26 Insgelijks op den dag der eerstelingen, als gij een nieuw spijsoffer den HEERE zult offeren na uw weken, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen. Lev. 2:12 De offerande der eerstelingen, die zult gij den HEERE offeren; maar op het altaar zullen zij niet komen tot een lieflijken reuk. |
|
17 Gijlieden zult uit uw woningen twee beweegbroden brengen, zij zullen van twee 21tienden meelbloem zijn, 22gedesemd zullen zij gebakken worden; het zijn de 23eerstelingen den HEERE. |
| 21 Te weten van een efa, en zie van deze maat breder Ex. 16 op vers 36 en Lev. 5 op vers 11. |
| Ex. 16:36 (kt.) Een gomer nu is het tiende deel van een efa. Lev. 5:11 (kt.) Maar indien zijn hand niet reiken kan aan twee tortelduiven of twee jonge duiven, zo zal hij die gezondigd heeft, tot zijn offerande brengen het tiende deel van een efa meelbloem ten zondoffer; hij zal geen olie daarover doen, noch wierook daarop leggen, want het is een zondoffer. |
| 22 Dit was geoorloofd in deze offeranden der eerste vruchten, maar niet in de vrijwillige spijsoffers, Lev. 2:11. |
| Lev. 2:11 Geen spijsoffer dat gij den HEERE zult offeren, zal met desem gemaakt worden; want van geen zuurdesem en van geen honing zult gijlieden den HEERE vuuroffer aansteken. |
| 23 Vgl. Lev. 2:12. |
| Lev. 2:12 De offerande der eerstelingen, die zult gij den HEERE offeren; maar op het altaar zullen zij niet komen tot een lieflijken reuk. |
|
18 Gij zult ook met het brood zeven volkomen 24eenjarige lammeren en een var, 25het jong van een rund, en twee rammen offeren; zij zullen den HEERE een brandoffer zijn, met hun spijsoffer en hun drankoffers, een vuuroffer tot een lieflijken reuk den HEERE. |
| 24 Hebr. zonen eens jaars. Alzo in het volgende vers. |
| 25 Hebr. de zoon eens runds, dat is, een jong rund. |
|
19 Ook zult gij een geitenbok ten zondoffer, en twee eenjarige lammeren ten dankoffer bereiden. |
20 Dan zal de priester dezelve 26met het brood der eerstelingen ten beweegoffer voor het aangezicht des HEEREN met de twee lammeren bewegen; zij zullen den HEERE een heilig ding zijn, voor den priester. |
| 26 Of: naar het brood der eerstelingen, naar hetwelk hij beide de lammeren bewegen zal. |
|
21 En 27gij zult op dienzelven dag uitroepen, dat gij een heilige samenroeping zult hebben; geen dienstwerk zult gij doen; het is een eeuwige inzetting in al uw woningen voor uw geslachten. |
| 27 Te weten gij priesters. |
|
22 dAls gij nu den oogst uws lands zult inoogsten, gij zult in uw inoogsten den 28hoek des velds niet ganselijk 29afmaaien en 30de opzameling van uw oogst niet opzamelen; voor den arme en voor den vreemdeling zult gij ze laten; Ik ben de HEERE uw God. |
| d Lev. 19:9. Deut. 24:19. |
| Lev. 19:9 Als gij ook den oogst uws lands inoogsten zult, gij zult den hoek uws velds niet ganselijk afoogsten, en wat van uw oogst op te zamelen is, niet opzamelen. Deut. 24:19 Wanneer gij uw oogst op uw akker afgeoogst en een garf op den akker vergeten zult hebben, zo zult gij niet wederkeren om die op te nemen; voor den vreemdeling, voor den wees en voor de weduwe zal zij zijn; opdat u de HEERE uw God zegene in al het werk uwer handen. |
| 28 Dat is, de aren die aan de hoeken des lands of de kanten des akkers wat bezijden afstaan en plegen in het afsnijden vergeten of nagelaten te worden. |
| 29 Hebr. voleinden, dat is, niet gans afsnijden en opzamelen. |
| 30 Dat is, wat overblijft, om daarna opgezameld te worden. |
Het feest des geklanks |
23 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
24 Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: eIn de 31zevende maand, op den eerste der maand, zult gij een rust hebben, een 32gedachtenis des geklanks, een heilige samenroeping. |
| e Num. 29:1. |
| Num. 29:1 DESGELIJKS in de zevende maand, op den eerste der maand, zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen; het zal u een dag des geklanks zijn. |
| 31 Genaamd Ethanim, 1 Kon. 8:2, en beginnende in onzen september, als de zon in de Weegschaal gaat en den dag en nacht gelijkmaakt. |
| 1 Kon. 8:2 En alle mannen Israëls verzamelden zich tot den koning Sálomo in de maand Ethanim op het feest; die is de zevende maand. |
| 32 Of: een gedenkfeest des geklanks, of, als enigen, een geklank ter gedachtenis, hetwelk geschiedde door de priesters met het blazen van een trompet: I. om het volk te waarschuwen dat nu het burgerlijk jaar inging, naar hetwelk men alle burgerlijke contracten en handelingen moest bereiden en rekenen; II. om het volk te vermanen dat zij God zouden danken voor de weldaden die zij het gehele jaar genoten hadden; III. dat zij met erkentenis en leedwezen hunner zonden zich zouden bereiden tegen den dag der verzoening; welke was de tiende dag derzelver maand. Zie vers 27. |
| vers 27 Doch op den tiende dezer zevende maand zal de verzoendag zijn, een heilige samenroeping zult gij hebben; dan zult gij uw zielen verootmoedigen, en zult den HEERE een vuuroffer offeren. |
|
25 Geen dienstwerk zult gij doen, maar gij zult den HEERE vuuroffer offeren. |
De grote verzoendag |
26 Verder sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: |
27 33fDoch op den tiende dezer zevende maand zal de 34verzoendag zijn, een heilige samenroeping zult gij hebben; dan zult gij 35uw zielen verootmoedigen, en zult den HEERE een vuuroffer offeren. |
| 33 Of: Immers. |
| f Lev. 16:29, 31. Num. 29:7. |
| Lev. 16:29 En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting zijn: gij zult in de zevende maand, op den tiende der maand, uw zielen verootmoedigen en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling die in het midden van u als vreemdeling verkeert. Lev. 16:31 Dat zal u een sabbat der rust zijn, opdat gij uw zielen verootmoedigt; het is een eeuwige inzetting. Num. 29:7 En op den tiende dezer zevende maand zult gij een heilige samenroeping hebben, en gij zult uw zielen verootmoedigen; geen werk zult gij doen; |
| 34 Versta een feest bij de Israëlieten in hetwelk zij zich verzoenden met den Heere over hun zonden, zich vernederende door vasten en bidden. |
| 35 Zie Lev. 16 op vers 29. |
| Lev. 16:29 (kt.) En dit zal voor u tot een eeuwige inzetting zijn: gij zult in de zevende maand, op den tiende der maand, uw zielen verootmoedigen en geen werk doen, inboorling noch vreemdeling die in het midden van u als vreemdeling verkeert. |
|
28 En op dienzelven dag zult gij geen werk doen; want het is de verzoendag, om over u verzoening te doen voor het aangezicht des HEEREN uws Gods. |
29 Want 36alle ziel dewelke op dienzelven dag niet zal verootmoedigd zijn geweest, die zal 37uitgeroeid worden uit haar volken. |
| 36 Dat is, alle mens. Versta niet alleen de Israëlieten, maar ook de Israëlietgenoten die zich uit andere natiën tot de Israëlitische gemeente zouden begeven hebben. Alzo in het volgende vers. |
| 37 Zie Gen. 17 op vers 14. |
| Gen. 17:14 (kt.) En wat mannelijk is, de voorhuid hebbende, wiens voorhuids vlees niet zal besneden worden, dezelve ziel zal uit haar volken uitgeroeid worden: hij heeft Mijn verbond gebroken. |
|
30 Ook alle ziel die enig werk op dienzelven dag gedaan zal hebben, diezelve ziel zal Ik uit het midden van haar volk verderven. |
31 Gij zult geen werk doen; het is een eeuwige inzetting voor uw geslachten, in al uw woningen. |
32 Het zal u een sabbat der rust zijn; dan zult gij uw zielen verootmoedigen; op den negende der maand 38in den avond, 39van den avond tot den avond, zult gij uw sabbat rusten. |
| 38 Namelijk als de negende dag was voorbijgegaan en de avond gekomen, welke het begin van den tienden dag was; gelijk in de schepping de avond voor den morgen ging. En deze manier van den dag te rekenen hebben de Joden gevolgd. Vgl. Gen. 1:5. |
| Gen. 1:5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest, de eerste dag. |
| 39 Dat is, van den nedergang der zon tot den volgenden nedergang der zon. |
Het loofhuttenfeest |
33 En de HEERE sprak tot Mozes, zeggende: |
34 Spreek tot de kinderen Israëls, zeggende: gOp den vijftienden dag van deze zevende maand zal het feest der 40loofhutten zeven dagen den HEERE zijn. |
| g Ex. 23:16. Num. 29:12. Deut. 16:15. |
| Ex. 23:16 En het feest des oogstes, der eerste vruchten van uw arbeid, die gij op het veld gezaaid zult hebben. En het feest der inzameling op den uitgang des jaars, wanneer gij uw arbeid uit het veld zult ingezameld hebben. Num. 29:12 Insgelijks op den vijftienden dag dezer zevende maand zult gij een heilige samenroeping hebben; geen dienstwerk zult gij doen; maar zeven dagen zult gij den HEERE een feest vieren. Deut. 16:15 Zeven dagen zult gij den HEERE uw God feest houden in de plaats die de HEERE verkiezen zal; want de HEERE uw God zal u zegenen in al uw inkomen en in al het werk uwer handen; daarom zult gij immers vrolijk zijn. |
| 40 Welke gemaakt waren niet van berderen, vellen, wol of linnentuig, maar van takken van groene bomen, gelijk vers 40 verklaard wordt. Hiervan is te zien een voorbeeld Neh. 8:16. |
| vers 40 En op den eersten dag zult gij u nemen takken van schoon geboomte, palmtakken en meien van dichte bomen, met beekwilgen, en zult voor het aangezicht des HEEREN uws Gods zeven dagen vrolijk zijn. Neh. 8:16 En dat zij het zouden luidbaar maken en een stem laten doorgaan door al hun steden en te Jeruzalem, zeggende: Gaat uit op het gebergte, en haalt takken van olijfbomen en takken van andere
olieachtige bomen en takken van mirtenbomen en takken van palmbomen en takken van andere
dichte bomen, om loofhutten te maken, als er geschreven is. |
|
35 Op den eersten dag zal een heilige samenroeping zijn; geen dienstwerk zult gij doen. |
36 Zeven dagen zult gij den HEERE vuuroffer offeren; hop den achtsten dag zult gij een heilige samenroeping hebben en zult den HEERE vuuroffer offeren; het is een 41verbodsdag, gij zult geen dienstwerk doen. |
| h Joh. 7:37. |
| Joh. 7:37 En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. |
| 41 Hebr. verbod of ophouding; omdat op dien dag verboden was enig dienstwerk te doen, en de gemeente opgehouden werd om bijeen te blijven tot verrichting van den publieken godsdienst. Zie ook Num. 29:35. Deut. 16:8. 2 Kon. 10:20. Neh. 8:18. Joël 1:14. Amos 5:21. Anders: plechtige vergadering, vierdag of bijeenkomst. Anders: sluitdag; dat is, de laatste en voornaamste dag, waarmede het feest besloten werd. Zie Deut. 16:8. Joh. 7:37. |
| Num. 29:35 Op den achtsten dag zult gij een verbodsdag hebben; geen dienstwerk zult gij doen. Deut. 16:8 Zes dagen zult gij ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag is een verbodsdag den HEERE uw God; dan zult gij geen werk doen. 2 Kon. 10:20 Verder zeide Jehu: Heiligt den Baäl een verbodsdag. En zij riepen dien uit. Neh. 8:18 En de ganse gemeente dergenen die uit de gevangenis waren wedergekomen, maakten loofhutten en woonden in die loofhutten, want de kinderen Israëls hadden alzo niet gedaan sinds de dagen van Jésua, den zoon van Nun, tot op dezen dag toe; en er was zeer grote blijdschap. Joël 1:14 Heiligt een vasten, roept een verbodsdag uit, verzamelt de oudsten en alle inwoners dezes lands ten huize des HEEREN uws Gods, en roept tot den HEERE. Amos 5:21 Ik haat, Ik versmaad uw feesten, en Ik mag uw verbodsdagen niet rieken. Deut. 16:8 Zes dagen zult gij ongezuurde broden eten, en aan den zevenden dag is een verbodsdag den HEERE uw God; dan zult gij geen werk doen. Joh. 7:37 En op den laatsten dag, zijnde de grote dag van het feest, stond Jezus en riep, zeggende: Zo iemand dorst, die kome tot Mij en drinke. |
|
37 Dit zijn de gezette hoogtijden des HEEREN, dewelke gij zult uitroepen tot heilige samenroepingen, om den HEERE vuuroffer, brandoffer en spijsoffer, slachtoffer en drankoffers, elk dagelijks op zijn dag te offeren; |
38 Behalve de sabbatten des HEEREN, en behalve uw gaven en behalve al uw geloften en behalve al uw vrijwillige offers, dewelke gij den HEERE geven zult. |
39 Doch op den vijftienden dag der zevende maand, als gij het inkomen des lands zult ingegaderd hebben, zult gij des HEEREN feest zeven dagen vieren; op den eersten dag zal er rust zijn en op den achtsten dag zal er rust zijn. |
40 En op den eersten dag zult gij u nemen 42takken van 43schoon geboomte, 44palmtakken en meien van dichte bomen, met 45beekwilgen, en zult voor het aangezicht des HEEREN uws Gods zeven dagen vrolijk zijn. |
| 42 Hoewel het Hebreeuwse woord gemeenlijk vruchten betekent, zo wordt het evenwel ook 2 Kon. 19:30 genomen voor al hetgeen dat uit den wortel of stammen schiet en wast. En dat hier de takken verstaan worden, is genoeg af te leiden uit hetgeen dat hieraan volgt en uit Neh. 8:16, alwaar nog meer soorten van takken genoemd worden. En uit deze maakten zij hun loofhutten. |
| 2 Kon. 19:30 Want het ontkomene, dat overgebleven is van het huis van Juda, zal wederom nederwaarts wortelen, en zal opwaarts vrucht dragen. Neh. 8:16 En dat zij het zouden luidbaar maken en een stem laten doorgaan door al hun steden en te Jeruzalem, zeggende: Gaat uit op het gebergte, en haalt takken van olijfbomen en takken van andere
olieachtige bomen en takken van mirtenbomen en takken van palmbomen en takken van andere
dichte bomen, om loofhutten te maken, als er geschreven is. |
| 43 Als olijfbomen, mirtenbomen, palmbomen. Zie Neh. 8:16. |
| Neh. 8:16 En dat zij het zouden luidbaar maken en een stem laten doorgaan door al hun steden en te Jeruzalem, zeggende: Gaat uit op het gebergte, en haalt takken van olijfbomen en takken van andere
olieachtige bomen en takken van mirtenbomen en takken van palmbomen en takken van andere
dichte bomen, om loofhutten te maken, als er geschreven is. |
| 44 Hebr. handen van palmen. |
| 45 Met welke men die voormelde takken aan elkander bond, zo sommigen menen. |
|
41 En gij zult dat feest den HEERE zeven dagen in het jaar vieren; het is een eeuwige inzetting voor uw geslachten; in de zevende maand zult gij het vieren. |
42 Zeven dagen zult gij in de loofhutten wonen; alle inboorlingen in Israël zullen in loofhutten wonen; |
43 Opdat uw geslachten weten, dat Ik de kinderen Israëls in 46loofhutten heb doen wonen, als Ik hen uit Egypteland uitgevoerd heb; Ik ben de HEERE uw God. |
| 46 Te weten, de veertig jaren die zij in de woestijn wandelden. Dat is, Ik heb hen wonderbaarlijk onderhouden, zonder huizen te hebben ter woning en zonder vruchten der aarde ter voeding. |
|
44 Alzo heeft Mozes de gezette hoogtijden des HEEREN tot de kinderen Israëls uitgesproken. |