Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Verhaal van straffen tegen enige grove zonden; als tegen het offeren van zijn kinderen aan den Molech, vs. 1, enz. Tegen het lopen naar de waarzeggers en duivelskunstenaars, 6. Tegen het vloeken van vader of moeder, 9. Tegen overspel, 10. Tegen enige bloedschanden, onnatuurlijke gruwelen en onwettige bijslapingen en huwelijken, 11. Met een vermaning tot de onderhouding der geboden Gods, 22. En onder andere van de gewoonte der heidenen te vlieden, 23. Van reine en onreine beesten te onderscheiden, 25. Van de waarzeggers en de duivelskunstenaars te stenigen, 27. |
Straffen voor grove zonden |
1 VERDER sprak de HEERE tot Mozes, zeggende: | | |
2 Gij zult ook tot de kinderen Israëls zeggen: a1Eenieder uit de kinderen Israëls of uit de vreemdelingen die in Israël als vreemdelingen verkeren, die van zijn zaad 2den Molech gegeven zal hebben, zal 3zekerlijk gedood worden; het volk des lands zal hem met stenen stenigen. | | a Lev. 18:21. Lev. 18:21 En van uw zaad zult gij niet geven om voor den Molech door het vuur te doen gaan; en den Naam uws Gods zult gij niet ontheiligen; Ik ben de HEERE. |
1 Hebr. Man man. Alzo vers 9. vers 9 Als er iemand is die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem. |
2 Zie Lev. 18 op vers 21. Lev. 18:21 (kt.) En van uw zaad zult gij niet geven om voor den Molech door het vuur te doen gaan; en den Naam uws Gods zult gij niet ontheiligen; Ik ben de HEERE. |
3 Hebr. stervende gedood worden, dat is, zonder enige verschoning. Alzo vss. 9, 10, 11, 12, 15, enz. vers 9 Als er iemand is die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem. vers 10 Een man ook die met iemands huisvrouw zal overspel gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel gedaan heeft, zal zekerlijk gedood worden, de overspeler en de overspeelster. vers 11 En een man die bij zijns vaders huisvrouw zal gelegen hebben, heeft zijns vaders schaamte ontdekt; zij beiden zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen. vers 12 Insgelijks als een man bij zijns zoons vrouw zal gelegen hebben, zij zullen beiden zekerlijk gedood worden; zij hebben een gruwelijke vermenging gedaan; hun bloed is op hen. vers 15 Daartoe als een man bij enig vee zal gelegen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden; ook zult gijlieden het beest doden. |
3 En Ik zal 4Mijn aangezicht tegen dien man zetten en 5zal hem uit het midden zijns volks uitroeien; want hij heeft van zijn zaad den 6Molech gegeven, opdat hij 7Mijn heiligdom ontreinigen en 8Mijn heiligen Naam ontheiligen zou. | | 4 Zie Lev. 17 op vers 10. Alzo onder, vers 5, enz. Lev. 17:10 (kt.) En eenieder uit het huis Israëls en uit de vreemdelingen die in het midden van hen als vreemdelingen verkeren, die enig bloed zal gegeten hebben, tegen diens ziel die dat bloed zal gegeten hebben, zal Ik Mijn aangezicht zetten en zal die uit het midden haars volks uitroeien. vers 5 Zo zal Ik Mijn aangezicht tegen dien man en tegen zijn huisgezin zetten, en Ik zal hem en al degenen die hem nahoereren om den Molech na te hoereren, uit het midden huns volks uitroeien. |
5 Te weten door een bijzondere straf, die Ik over hem ook in dit leven zal laten komen, zo hij van de overheid niet gestraft wordt. Alzo in het volgende. |
6 Vers 2. |
7 Te weten, als hij daarin zou komen, zijnde met zulke gruwelijke zonden besmet. Vgl. Lev. 15:31. Lev. 15:31 Alzo zult gij de kinderen Israëls afzonderen van hun onreinheid, opdat zij in hun onreinheid niet sterven, als zij Mijn tabernakel, die in het midden van hen is, verontreinigen zouden. |
8 Hebr. den Naam Mijner heiligheid. Zie Lev. 18 op vers 21. Lev. 18:21 (kt.) En van uw zaad zult gij niet geven om voor den Molech door het vuur te doen gaan; en den Naam uws Gods zult gij niet ontheiligen; Ik ben de HEERE. |
4 En indien het volk des lands hun ogen 9enigszins verbergen zal van dien man, als hij van zijn zaad den Molech zal gegeven hebben, dat het hem niet dode, | | 9 Hebr. verbergende verborgen zal hebben. Dat is, zal met opzet zulke misdaad hebben ongemerkt laten heengaan, zonder die te straffen. |
5 Zo zal Ik Mijn aangezicht tegen dien man en tegen zijn 10huisgezin zetten, en Ik zal hem en al degenen die hem 11nahoereren om den Molech na te hoereren, uit het midden huns volks uitroeien. | | 10 Of: geslacht; dat is, kinderen en nakomelingen, die de voetstappen zijner afgoderij navolgen; gelijk uit de volgende woorden verstaan kan worden. Vgl. Ex. 20:5. Ex. 20:5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten; |
11 Dat is, afgoderij bedrijven, wijkende van den Heere (Die de rechte Man Zijns volks is, Hos. 2:18, 19. 2 Kor. 11:2) om de afgoden aan te hangen; hetwelk als het geschiedt, wordt God gezegd jaloers te zijn, Ex. 20:5. Deut. 5:9. Zie Lev. 17 op vers 7. Hos. 2:18 En Ik zal u Mij ondertrouwen in eeuwigheid, ja, Ik zal u Mij ondertrouwen in gerechtigheid en in gericht, en in goedertierenheid en in barmhartigheden. Hos. 2:19 En Ik zal u Mij ondertrouwen in geloof; en gij zult den HEERE kennen. 2 Kor. 11:2 Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid om u als een reine maagd aan één Man voor te stellen, namelijk aan Christus. Ex. 20:5 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten; Deut. 5:9 Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen en aan het derde en aan het vierde lid dergenen die Mij haten; Lev. 17:7 (kt.) En zij zullen ook niet meer hun slachtoffers den duivelen, dewelke zij nahoereren, offeren; dat zal hun een eeuwige inzetting zijn voor hun geslachten. |
6 Wanneer er een ziel is die zich tot de 12bwaarzeggers en tot de duivelskunstenaars zal gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal Ik Mijn aangezicht tegen die ziel zetten en zal haar uit het midden haars volks uitroeien. | | 12 Zie van dezen Lev. 19 op vers 31. Lev. 19:31 (kt.) Gij zult u niet keren tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; Ik ben de HEERE uw God. |
b Lev. 19:31. Lev. 19:31 Gij zult u niet keren tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; Ik ben de HEERE uw God. |
7 cDaarom, 13heiligt u en weest heilig; want Ik ben de HEERE uw God. | | c Lev. 11:44; 19:2. 1 Petr. 1:16. Lev. 11:44 Want Ik ben de HEERE uw God; daarom zult gij u heiligen en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben; en gij zult uw ziel niet verontreinigen aan enig kruipend gedierte dat zich op aarde roert. Lev. 19:2 Spreek tot de ganse vergadering der kinderen Israëls en zeg tot hen: Gij zult heilig zijn, want Ik, de HEERE uw God, ben heilig. 1 Petr. 1:16 Daarom dat er geschreven is: Zijt heilig, want Ik ben heilig. |
13 Zie Lev. 11 op vers 44. Lev. 11:44 (kt.) Want Ik ben de HEERE uw God; daarom zult gij u heiligen en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben; en gij zult uw ziel niet verontreinigen aan enig kruipend gedierte dat zich op aarde roert. |
8 En onderhoudt Mijn inzettingen en doet dezelve; Ik ben de HEERE, Die u 14heiligt. | | 14 Te weten door u af te zonderen van de wereld, uit genade, door de verdiensten van den Messias te rechtvaardigen, en tot een heilig leven door Mijn Geest te vernieuwen. Alzo is dit woord ook te nemen Ez. 37:28. Ez. 37:28 En de heidenen zullen weten dat Ik de HEERE ben, Die Israël heilig, als Mijn heiligdom in het midden van hen zal zijn tot in eeuwigheid. |
9 dAls er 15iemand is die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; 16zijn bloed 17is op hem. | | d Ex. 21:17. Spr. 20:20. Matth. 15:4. Ex. 21:17 Wie ook zijn vader of zijn moeder vloekt, die zal zekerlijk gedood worden. Spr. 20:20 Wie zijn vader of zijn moeder vloekt, diens lamp zal uitgeblust worden in zwarte duisternis. Matth. 15:4 Want God heeft geboden, zeggende: Eer uw vader en moeder; en: Wie vader of moeder vloekt, die zal den dood sterven. |
15 Hebr. Man man. |
16 Hebr. zijn bloeden; dat is, hij is oorzaak en heeft de schuld dat zijn bloed moet vergoten worden. Zie gelijke manier van spreken Joz. 2:19. 2 Sam. 1:16. Alzo ook in het volgende 11de vers. Insgelijks Matth. 27:25. Hand. 18:6. Joz. 2:19 Zo zal het geschieden, al wie uit de deuren van uw huis naar buiten gaan zal, zijn bloed zij op zijn hoofd en wij zullen onschuldig zijn; maar al wie bij u in het huis zijn zal, diens bloed zij op ons hoofd, indien een hand tegen hem zijn zal. 2 Sam. 1:16 En David zeide tot hem: Uw bloed zij op uw hoofd; want uw mond heeft tegen u getuigd, zeggende: Ik heb den gezalfde des HEEREN gedood. Matth. 27:25 En al het volk antwoordende zeide: Zijn bloed kome over ons en over onze kinderen. Hand. 18:6 Maar als zij wederstonden en lasterden, schudde hij zijn klederen af en zeide tot hen: Uw bloed zij op uw hoofd; ik ben rein; en van nu voortaan zal ik tot de heidenen heen gaan. |
17 Anders: zij op hem. |
10 eEen man ook die met iemands huisvrouw zal overspel gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel gedaan heeft, zal zekerlijk gedood worden, de overspeler en de overspeelster. | | e Lev. 18:20. Deut. 22:22. Joh. 8:5. Lev. 18:20 En gij zult niet liggen bij uws naasten huisvrouw ter bezading, om met haar onrein te worden. Deut. 22:22 Wanneer een man gevonden zal worden, liggende bij eens mans getrouwde vrouw, zo zullen zij ook beiden sterven, de man die bij de vrouw gelegen heeft en de vrouw; zo zult gij het boze uit Israël wegdoen. Joh. 8:5 En Mozes heeft ons in de Wet geboden dat dezulken gestenigd zullen worden; Gij dan, wat zegt Gij? |
11 fEn een man die bij zijns vaders huisvrouw zal gelegen hebben, heeft zijns vaders schaamte ontdekt; zij beiden zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen. | | f Lev. 18:8. Lev. 18:8 Gij zult de schaamte der huisvrouw uws vaders niet ontdekken; het is de schaamte uws vaders. |
12 gInsgelijks als een man bij zijns zoons vrouw zal gelegen hebben, zij zullen beiden zekerlijk gedood worden; zij hebben een 18gruwelijke vermenging gedaan; hun bloed is op hen. | | g Lev. 18:15. Lev. 18:15 Gij zult de schaamte uwer schoondochter niet ontdekken; zij is uws zoons huisvrouw, gij zult haar schaamte niet ontdekken. |
18 Zie Lev. 18:23, mitsgaders de aant. Lev. 18:23 Insgelijks zult gij bij geen beest liggen, om daarmede onrein te worden; een vrouw ook zal niet staan voor een beest, om daarmede te doen te hebben: het is een gruwelijke vermenging. |
13 hWanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen hebben met 19vrouwelijke bijligging, zij beiden hebben een gruwel gedaan; 20zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen. | | h Lev. 18:22. Lev. 18:22 Bij een manspersoon zult gij niet liggen met vrouwelijke bijligging; dat is een gruwel. |
19 Zie Lev. 18:22. Lev. 18:22 Bij een manspersoon zult gij niet liggen met vrouwelijke bijligging; dat is een gruwel. |
20 Te weten zij beiden, tenware dat den een geweld geschied was. Zie Deut. 22:25. Deut. 22:25 En indien een man een ondertrouwde jongedochter in het veld gevonden, en de man haar verkracht en bij haar gelegen zal hebben, zo zal de man die bij haar gelegen heeft, alleen sterven; |
14 iEn wanneer een man een vrouw en haar moeder zal genomen hebben, het is een schandelijke daad; men zal hem en 21diezelve met vuur verbranden, opdat geen schandelijke daad in het midden van u zij. | | i Lev. 18:17. Lev. 18:17 Gij zult de schaamte ener vrouw en harer dochter niet ontdekken; de dochter haars zoons noch de dochter van haar dochter zult gij nemen, om haar schaamte te ontdekken; zij zijn nabestaanden, het is een schandelijke daad. |
21 Te weten, zo zij beiden wetenschap van zulke gruwelijke daad hadden. Ten minste moesten de schuldigen sterven. |
15 kDaartoe als een man bij enig vee zal gelegen hebben, hij zal zekerlijk gedood worden; ook zult gijlieden het beest doden. | | k Lev. 18:23. Lev. 18:23 Insgelijks zult gij bij geen beest liggen, om daarmede onrein te worden; een vrouw ook zal niet staan voor een beest, om daarmede te doen te hebben: het is een gruwelijke vermenging. |
16 Alzo wanneer een vrouw tot enig beest genaderd zal zijn, om daarmede te doen te hebben, zo zult gij die vrouw en 22dat beest doden; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen. | | 22 Te weten, om de gedachtenis van zulke gruwelijke zonde weg te nemen, en tegen derzelver navolging bij alle mensen een afschrikking te maken. |
17 lEn als een man zijn zuster, de dochter zijns vaders of de dochter zijner moeder, zal genomen hebben, en hij haar schaamte gezien en zij zijn schaamte zal gezien hebben, het is een 23schandvlek; daarom zullen zij voor de ogen der kinderen huns volks uitgeroeid worden; hij heeft de schaamte zijner zuster ontdekt, hij zal 24zijn ongerechtigheid dragen. | | l Lev. 18:9. Lev. 18:9 De schaamte uwer zuster, der dochter uws vaders of der dochter uwer moeder, te huis geboren of buiten geboren, haar schaamte zult gij niet ontdekken. |
23 Het Hebreeuwse woord betekent gewoonlijk een goede daad of weldadigheid, maar hier en Spr. 14:34 gans het tegendeel, dat is, een kwade, schandelijke, ijselijke daad, waarmede een mens God ten hoogste vertoornt, zijn naaste ontsticht en zichzelven in schande brengt. Alzo is ook het woord zegenen voor zijn tegendeel genomen, dat is, vloeken, 1 Kon. 21:10. Spr. 14:34 Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is een schandvlek der natiën. 1 Kon. 21:10 En zet tegenover hem twee mannen, zonen Belials, die tegen hem getuigen, zeggende: Gij hebt God en den koning gezegend; en voert hem uit en stenigt hem, dat hij sterve. |
24 Alzo vss. 19, 20. Zie Lev. 5 op vers 1. vers 19 Daartoe zult gij de schaamte van de zuster uwer moeder en van de zuster uws vaders niet ontdekken; dewijl hij zijn nabestaande ontbloot heeft, zullen zij hun ongerechtigheid dragen. vers 20 Als ook een man bij zijn moei zal gelegen hebben, hij heeft de schaamte zijns ooms ontdekt; zij zullen hun zonde dragen; zonder kinderen zullen zij sterven. Lev. 5:1 (kt.) ALS nu een mens zal gezondigd hebben, dat hij gehoord heeft een stem des vloeks, waarvan hij getuige is, hetzij dat hij het gezien of geweten heeft; indien hij het niet te kennen geeft, zo zal hij zijn ongerechtigheid dragen. |
18 mEn als een man bij een vrouw die haar krankheid heeft, 25zal gelegen en haar schaamte ontdekt, haar fontein ontbloot en zij zelve de fontein haars bloeds ontdekt zal hebben, zo zullen zij beiden uit het midden huns volks uitgeroeid worden. | | m Lev. 18:19. Lev. 18:19 Ook zult gij tot de vrouw in de afzondering van haar onreinheid niet naderen, om haar schaamte te ontdekken. |
25 Namelijk tevoren dat wel wetende. Vgl. Lev. 15 de aant. op vers 24. Lev. 15:24 (kt.) Insgelijks zo iemand zekerlijk bij haar gelegen heeft, dat haar afzondering op hem zij, zo zal hij zeven dagen onrein zijn; daartoe alle leger waarop hij zal gelegen hebben, zal onrein zijn. |
19 nDaartoe zult gij de schaamte van de zuster uwer moeder en van de zuster uws vaders niet ontdekken; dewijl hij zijn nabestaande ontbloot heeft, zullen zij hun ongerechtigheid dragen. | | n Lev. 18:12, 13. Lev. 18:12 Gij zult de schaamte van de zuster uws vaders niet ontdekken; zij is uws vaders nabestaande. Lev. 18:13 Gij zult de schaamte van de zuster uwer moeder niet ontdekken; want zij is uwer moeders nabestaande. |
20 oAls ook een man bij zijn 26moei zal gelegen hebben, hij heeft de schaamte zijns ooms ontdekt; zij zullen hun zonde dragen; 27zonder kinderen zullen zij sterven. | | o Lev. 18:14. Lev. 18:14 Gij zult de schaamte van den broeder uws vaders niet ontdekken; tot zijn huisvrouw zult gij niet naderen, zij is uw moei. |
26 Dat is, de huisvrouw van zijn oom, die door huwelijk hem een moei geworden is. |
27 Dat is (zoals enigen uitleggen), men zal hen doden, of: God zal hun bijslaping vervloeken, dat er geen kinderen van zullen geworden of overblijven, zo zij van de overheid niet gestraft worden. |
21 pEn wanneer een man zijns broeders huisvrouw zal genomen hebben, het is 28onreinheid; hij heeft de schaamte zijns broeders ontdekt; zij zullen 29zonder kinderen zijn. | | p Lev. 18:16. Lev. 18:16 Gij zult de schaamte der huisvrouw uws broeders niet ontdekken; het is de schaamte uws broeders. |
28 Hebr. afzondering, dat is, een zaak die behoort uit het midden der mensen vanwege haar onreinheid weggedaan en geweerd te worden. Het Hebreeuwse woord wordt ook gebruikt van de onreinheid ener vrouw die haar krankheid heeft, om dewelke zij van de gemeenschap der mensen moest afgezonderd zijn, Lev. 15:19, 20, enz. Van deze wet moest uitgenomen zijn de wet verhaald Deut. 25:5. Lev. 15:19 Maar als een vrouw vloeiende zijn zal, zijnde haar vloed van bloed in haar vlees, zo zal zij zeven dagen in haar afzondering zijn; en al wie haar aanroert, zal onrein zijn tot aan den avond. Lev. 15:20 En al hetgeen waarop zij in haar afzondering zal gelegen hebben, zal onrein zijn; mitsgaders alles waarop zij zal gezeten hebben, zal onrein zijn. Deut. 25:5 Wanneer broeders tezamen wonen, en één van hen sterft en geen zoon heeft, zo zal de vrouw des verstorvenen aan geen vreemden man daarbuiten geworden; haars mans broeder zal tot haar ingaan en nemen haar zich ter vrouw, en doen haar den plicht van eens mans broeder. |
29 Zie de aant. op het voorgaande vers. |
Opwekking tot een heilig leven |
22 qOnderhoudt dan al Mijn inzettingen en al Mijn rechten en doet dezelve, opdat u dat land waarheen Ik u breng om daarin te wonen, 30niet uitspuwe. | | q Lev. 18:26. Lev. 18:26 Maar gij zult Mijn inzettingen en Mijn rechten onderhouden en van al die gruwelen niets doen, inboorling noch vreemdeling die in het midden van u als vreemdeling verkeert. |
30 Zie Lev. 18 op vers 25. Lev. 18:25 (kt.) Zodat het land onrein is en Ik over hetzelve zijn ongerechtigheid bezoeke, en het land zijn inwoners uitspuwt. |
23 rEn wandelt niet in de inzettingen des volks hetwelk Ik voor uw aangezicht uitwerp; want al deze dingen hebben zij gedaan; daarom ben Ik van hen verdrietig geworden. | | r Lev. 18:3, 30. Lev. 18:3 Gij zult niet doen naar de werken des Egyptischen lands, waarin gij gewoond hebt; noch naar de werken van het land Kanaän, waarheen Ik u breng, zult gij doen en zult in hun inzettingen niet wandelen. Lev. 18:30 Daarom zult gij Mijn bevel onderhouden, dat gij niet doet van die gruwelijke inzettingen die vóór u zijn gedaan geweest, en u daarmede niet verontreinigt; Ik ben de HEERE uw God. |
24 En Ik heb u gezegd: Gij zult hun land erfelijk bezitten en Ik zal u dat geven, opdat gij hetzelve erfelijk bezit, seen land 31vloeiende van melk en honing; Ik ben de HEERE uw God, Die u van de volken 32afgezonderd heb. | | s Ex. 3:8. Ex. 3:8 Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaars, en het opvoere uit dit land naar een goed en ruim land, naar een land vloeiende van melk en honing, tot de plaats der Kanaänieten en der Hethieten en der Amorieten en der Ferezieten en der Hevieten en der Jebusieten. |
31 Zie van deze manier van spreken Ex. 3:8. Ex. 3:8 Daarom ben Ik nedergekomen, dat Ik het verlosse uit de hand der Egyptenaars, en het opvoere uit dit land naar een goed en ruim land, naar een land vloeiende van melk en honing, tot de plaats der Kanaänieten en der Hethieten en der Amorieten en der Ferezieten en der Hevieten en der Jebusieten. |
32 Te weten, opdat gij Mijn volk en eigendom zoudt wezen, om Mij hier te kennen en te dienen, en hierna in eeuwigheid met Mij te leven. Zie vers 26. Ex. 19:5. Deut. 7:6. vers 26 En gij zult Mij heilig zijn, want Ik, de HEERE, ben heilig; en Ik heb u van de volken afgezonderd, opdat gij Mijne zoudt zijn. Ex. 19:5 Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijn stem zult gehoorzamen en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijne. Deut. 7:6 Want gij zijt een heilig volk den HEERE uw God; u heeft de HEERE uw God verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken die op den aardbodem zijn. |
25 tDaarom zult gij onderscheid maken tussen reine en onreine beesten, en tussen het onreine en het reine gevogelte; en gij zult 33uw zielen niet verfoeilijk maken aan de beesten en aan het gevogelte en aan al wat op den aardbodem kruipt, hetwelk Ik voor u afgezonderd heb, opdat gij het onrein houdt. | | t Lev. 11:2. Deut. 14:4. Lev. 11:2 Spreekt tot de kinderen Israëls, zeggende: Dit is het gedierte dat gij eten zult uit alle beesten die op aarde zijn. Deut. 14:4 Dit zijn de beesten die gijlieden eten zult: een os, kleinvee der schapen en kleinvee der geiten; |
33 Zie Lev. 11 op vers 43. Lev. 11:43 (kt.) Maakt uw zielen niet verfoeilijk aan enig kruipend gedierte dat kruipt; en verontreinigt u niet daaraan, dat gij daaraan verontreinigd zoudt worden. |
26 En gij zult Mij heilig zijn, want Ik, de HEERE, ben heilig; en Ik heb u van de volken afgezonderd, opdat gij Mijne zoudt zijn. | | |
27 vAls nu een man of vrouw in zich een 34waarzeggenden geest zal hebben of een duivelskunstenaar zal zijn, zij zullen zekerlijk gedood worden; men zal dezelve met stenen stenigen; hun bloed is op hen. | | v Deut. 18:10. 1 Sam. 28:7. Deut. 18:10 Onder u zal niet gevonden worden die zijn zoon of zijn dochter door het vuur doet doorgaan, die met waarzeggerijen omgaat, een guichelaar, of die op vogelgeschrei acht geeft, of tovenaar, 1 Sam. 28:7 Toen zeide Saul tot zijn knechten: Zoekt mij een vrouw die een waarzeggenden geest heeft, dat ik tot haar ga en door haar onderzoeke. Zijn knechten nu zeiden tot hem: Zie, te Endor is een vrouw die een waarzeggenden geest heeft. |
34 Zie Lev. 19 op vers 31, alsook in dit hoofdstuk, vers 6, alwaar verboden wordt den waarzeggers raad te vragen. Maar hier wordt straf gesteld tegen de waarzeggers en dergelijke duivelse kunstenaars zelven. Lev. 19:31 (kt.) Gij zult u niet keren tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaars; zoekt hen niet, u met hen verontreinigende; Ik ben de HEERE uw God. vers 6 Wanneer er een ziel is die zich tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaars zal gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal Ik Mijn aangezicht tegen die ziel zetten en zal haar uit het midden haars volks uitroeien. |