Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Christus verkondigt allen volken Zijn roeping, vs. 1. Hij klaagt over der Joden ongelovigheid, 4. En spreekt van de beroeping der heidenen, 6. En troost de gevangenen en bedrukten, 9. Belooft alles wat hinderlijk is om tot Hem te komen, weg te nemen, 11. Hij troost de mismoedige Joden, 14. Met belofte van hun geestelijk zaad te zullen vermeerderen, 18. En dat de koningen deszelfs voedsterheren zouden zijn, 23. En Hij belooft dat Hij hen uit de hand zo der lichamelijke als geestelijke vijanden verlossen zou, 24. |
Het Licht der heidenen |
1 HOORT1 naar Mij, 2gij eilanden, en luistert toe, gij volken van verre. De HEERE heeft 3Mij geroepen van den buik aan, van 4Mijner moeders ingewand af heeft Hij 5Mijn Naam 6gemeld. |
| 1 Dit spreekt Christus. |
| 2 Zie Jes. 41:1. |
| Jes. 41:1 ZWIJGT voor Mij, gij eilanden, en laat de volken de kracht vernieuwen; laat ze toetreden, laat ze dan spreken; laat ons tezamen ten gerichte naderen. |
| 3 Te weten tot een Middelaar en Heiland Zijns volks. |
| 4 Dat is, zo haast als Mijn moeder Mij heeft ontvangen en ter wereld gebracht. Zie Matth. 1:20, 21. Luk. 1:31; 2:21. |
| Matth. 1:20 En alzo hij deze dingen in den zin had, zie, de engel des Heeren verscheen hem in den droom, zeggende: Jozef, gij zone Davids, zijt niet bevreesd Maria, uw vrouw, tot u te nemen; want Hetgeen in haar ontvangen is, Dat is uit den Heiligen Geest. Matth. 1:21 En zij zal een Zoon baren, en gij zult Zijn Naam heten JEZUS; want Hij zal Zijn volk zalig maken van hun zonden. Luk. 1:31 En zie, gij zult bevrucht worden en een Zoon baren, en zult Zijn Naam heten JEZUS. Luk. 2:21 En als acht dagen vervuld waren, dat men het Kindeken besnijden zou, zo werd Zijn Naam genaamd JEZUS, welke genaamd was van den engel, eer Hij in het lichaam ontvangen was. |
| 5 Dat is, Mij. |
| 6 Te weten bij Zijn uitverkoren volk in Juda. Zie Luk. 1:70. |
| Luk. 1:70 Gelijk Hij gesproken heeft door den mond Zijner heilige profeten, die van het begin der wereld geweest zijn; |
|
2 En Hij heeft Mijn mond 7gemaakt als een scherp zwaard, 8onder de schaduw Zijner hand 9heeft Hij Mij bedekt; en Hij heeft Mij 10tot een zuiveren 11Pijl gesteld, in Zijn pijlkoker heeft Hij Mij verborgen. |
| 7 Hebr. gesteld, dat is, Hij heeft Mij bevolen te prediken boete en vergeving der zonden, en Hij werkt alzo door Mijn predicatiën, dat zij de toehoorders door het hart snijden. Vgl. Luk. 24:32. Hand. 2:37. Hebr. 4:12. Openb. 1:16. |
| Luk. 24:32 En zij zeiden tot elkander: Was ons hart niet brandende in ons, als Hij tot ons sprak op den weg en als Hij ons de Schriften opende? Hand. 2:37 En als zij dit hoorden, werden zij verslagen in het hart, en zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat zullen wij doen, mannen broeders? Hebr. 4:12 Want het Woord Gods is levend en krachtig, en scherpsnijdender dan enig tweesnijdend zwaard, en gaat door tot de verdeling der ziel en des geestes, en der samenvoegselen en des mergs, en is een oordeler der gedachten en der overleggingen des harten; Openb. 1:16 En Hij had zeven sterren in Zijn rechterhand; en uit Zijn mond ging een tweesnijdend scherp zwaard; en Zijn aangezicht was gelijk de zon schijnt in haar kracht. |
| 8 Of: met de schaduw, enz. Zie Jes. 51:16. |
| Jes. 51:16 En Ik leg Mijn woorden in Uw mond, en bedek U onder de schaduw Mijner hand, om den hemel te planten en om de aarde te gronden, en om te zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn volk. |
| 9 Dat is, Hij heeft Mij bewaard tegen de listen der schriftgeleerden en farizeeën, dat zij Mij tegen Mijn wil, en eer het tijd was, niet hebben kunnen vangen noch doden. |
| 10 Een zuivere, gladde pijl gaat lichter ergens door dan een roestige doet. |
| 11 Pijl betekent hier zoveel als straks tevoren zwaard. Zie Ps. 45:6. |
| Ps. 45:6 Uw pijlen zijn scherp, volken zullen onder U vallen; zij treffen in het hart van des Konings vijanden. |
|
3 En Hij heeft tot Mij gezegd: 12Gij zijt Mijn Knecht, Israël, 13door Welken Ik verheerlijkt zal worden. |
| 12 Zie Jes. 42:1; 51:16. De zin dezer woorden is: O Christus, Gij zijt niet alleen Mijn Knecht, maar Gij zijt ook de rechte Israël, Die met God en Zijn machtigen toorn strijdende, de victorie behouden zult, waarvan Jakob alleen een voorbeeld geweest is, als hij met den Engel des Heeren strijdende, Denzelven overwonnen heeft, waarvan hij den naam Israël gekregen heeft. |
| Jes. 42:1 ZIE, Mijn Knecht, Dien Ik ondersteun, Mijn Uitverkorene, in Denwelken Mijn ziel een welbehagen heeft. Ik heb Mijn Geest op Hem gegeven, Hij zal het recht den heidenen voortbrengen. Jes. 51:16 En Ik leg Mijn woorden in Uw mond, en bedek U onder de schaduw Mijner hand, om den hemel te planten en om de aarde te gronden, en om te zeggen tot Sion: Gij zijt Mijn volk. |
| 13 Of: in Welken. Anders: Israël is degene van welken Ik Mij door U roemen zal. De zin is: Ik beveel U, dat Gij vooreerst Mijn heerlijk Woord zult voordragen den Israëlieten, of dat Gij onder hen allereerst Mijn heerlijkheid zult verkondigen. Zie Matth. 10:6; 15:24. Hand. 13:46; 28:25, enz. |
| Matth. 10:6 Maar gaat veelmeer heen tot de verloren schapen van het huis Israëls. Matth. 15:24 Maar Hij antwoordende zeide: Ik ben niet gezonden dan tot de verloren schapen van het huis Israëls. Hand. 13:46 Maar Paulus en Bárnabas vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, zie, wij keren ons tot de heidenen. Hand. 28:25 En tegen elkander oneens zijnde, scheidden zij, als Paulus dit ene woord gezegd had, namelijk: Wel heeft de Heilige Geest gesproken door Jesaja, den profeet, tot onze vaderen, |
|
4 Doch 14Ik zeide: Ik heb 15tevergeefs gearbeid, Ik heb Mijn kracht 16onnuttelijk en ijdellijk 17toegebracht; 18gewisselijk, 19Mijn recht is bij den HEERE en Mijn werkloon is bij Mijn God. |
| 14 Te weten de Heere Christus, Die hier klaagt over het ongeloof en de boosheid van het grootste deel der Joden. |
| 15 Te weten met Mijn predicatiën bij de verstokte Joden. |
| 16 Hebr. in het woeste. |
| 17 Hebr. verteerd, dat is, gebruikt. |
| 18 Of: nochtans is Mijn recht bij den Heere. |
| 19 Dat is, Mijn loon, dat Mij met recht toekomt. Alsof Christus zeide: Hoewel Mijn arbeid zulke vruchten niet heeft voortgebracht als Ik wel wenste, zo getroost Ik Mij daarmede, dat Ik Mijn hemelsen Vader getrouwelijk heb gediend in het ambt dat Hij Mij heeft opgelegd, en het is Hem ook wel bekend. Vgl. Matth. 23:37. In het volgende werkloon. Hebr. eigenlijk: werk of arbeid, en het wordt voor arbeidsloon genomen. Zie Jer. 22 op vers 13. |
| Matth. 23:37 Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt, en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild. Jer. 22:13 (kt.) Wee dien die zijn huis bouwt met ongerechtigheid en zijn opperzalen met onrecht; die zijns naasten dienst om niet gebruikt, en geeft hem zijn arbeidsloon niet. |
|
5 En nu zegt de HEERE, Die Mij Zich van moeders buik af tot een Knecht geformeerd heeft, dat Ik 20Jakob tot Hem wederbrengen zou, 21maar Israël zal zich 22niet verzamelen laten; 23nochtans zal Ik verheerlijkt worden in de ogen des HEEREN, en Mijn God 24zal Mijn Sterkte zijn. |
| 20 Dat is, de Joden. |
| 21 Anders: en Israël dat niet verzameld wordt, opdat Ik verheerlijkt worde in de ogen des Heeren, en dat Mijn God Mijn Sterkte zou wezen. Israël dat niet verzameld wordt, dat is, het verstrooide Israël. Zie Matth. 23:37. |
| Matth. 23:37 Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt, en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild. |
| 22 Zich tot Mij bekerende, Matth. 23:37. Joh. 1:11. Anders: Israël verzamelt zich niet. Anders: en Israël zal tot Hem vergaderd worden. |
| Matth. 23:37 Jeruzalem, Jeruzalem, gij die de profeten doodt, en stenigt die tot u gezonden zijn, hoe menigmaal heb Ik uw kinderen willen bijeenvergaderen, gelijkerwijs een hen haar kiekens bijeenvergadert onder de vleugelen, en gijlieden hebt niet gewild. Joh. 1:11 Hij is gekomen tot het Zijne, en de Zijnen hebben Hem niet aangenomen. |
| 23 De zin is: Ongeacht de onboetvaardigheid van het grootste deel van het volk van Israël, zal Mijn getrouwe arbeid en naarstigheid in de bediening van Mijn predikambt bij Mijn hemelsen Vader in waarde zijn en blijven. |
| 24 Of: is Mijn Sterkte geworden, dat is, God troost Mij door Zijn Heiligen Geest tegen de ondankbaarheid der Joden. Vgl. Matth. 11:25, 26. Joh. 6:36, 37; 10:26, 27. |
| Matth. 11:25 In dienzelven tijd antwoordde Jezus en zeide: Ik dank U, Vader, Heere des hemels en der aarde, dat Gij deze dingen voor de wijzen en verstandigen verborgen hebt, en hebt dezelve den kinderkens geopenbaard. Matth. 11:26 Ja Vader, want alzo is geweest het welbehagen voor U. Joh. 6:36 Maar Ik heb u gezegd, dat gij Mij ook gezien hebt, en gij gelooft niet. Joh. 6:37 Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen; en die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen. Joh. 10:26 Maar gijlieden gelooft niet, want gij zijt niet van Mijn schapen, gelijk Ik u gezegd heb. Joh. 10:27 Mijn schapen horen Mijn stem, en Ik ken dezelve, en zij volgen Mij; |
|
6 Verder zeide Hij: 25Het is te gering dat Gij Mij een Knecht zoudt zijn om 26op te richten de stammen Jakobs en om weder te brengen 27de bewaarden in Israël; Ik heb U ook gegeven 28tot een Licht der heidenen, om 29Mijn Heil te zijn tot aan het einde der aarde. |
| 25 Hebr. Het is te licht. Alsof Hij zeide: De waardigheid van Uw Persoon, als Die daar zijt de eeuwige en enige Zoon van God den Vader, alsook het hoge ambt waartoe Ik U beroepen heb, vereist wat meer en wat treffelijkers, dan dat Gij alleen het volk van Israël zoudt oprichten en weder terechtbrengen; Ik heb U tot een Zaligmaker der ganse wereld verordineerd. Daarom, ofschoon U het grootste deel onder de Joden niet wil kennen noch aannemen, zo zullen er velen onder de heidenen gevonden worden, die het doen zullen; en de christelijke kerk zal des te minder niet zijn, maar veelmeer zal zij daardoor vermeerderd worden. |
| 26 Te weten door de predicatie van het Heilig Evangelie. |
| 27 Dat is, degenen die Ik tot nog toe met grote zorg en naarstigheid bewaard heb, als zijnde Mijn erfdeel, ja, de oogappel van Mijn oog, Deut. 32:10. |
| Deut. 32:10 Hij vond hem in een land der woestijn, en in een woeste, huilende wildernis; Hij voerde hem rondom, Hij onderwees hem, Hij bewaarde hem als Zijn oogappel. |
| 28 Dit is een klare profetie van de bekering der heidenen tot Christus. Zie Jes. 42:6. Luk. 2:32. Hand. 13:46, 47; 26:17, 18. |
| Jes. 42:6 Ik, de HEERE, heb U geroepen in gerechtigheid, en Ik zal U bij Uw hand grijpen; en Ik zal U behoeden, en Ik zal U geven tot een Verbond des volks, tot een Licht der heidenen, Luk. 2:32 Een Licht tot verlichting der heidenen en tot heerlijkheid van Uw volk Israël. Hand. 13:46 Maar Paulus en Bárnabas vrijmoedigheid gebruikende, zeiden: Het was nodig dat eerst tot u het Woord Gods gesproken zou worden; doch nademaal gij hetzelve verstoot, en uzelven des eeuwigen levens niet waardig oordeelt, zie, wij keren ons tot de heidenen. Hand. 13:47 Want alzo heeft ons de Heere geboden, zeggende: Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen, opdat gij zoudt zijn tot zaligheid, tot aan het uiterste der aarde. Hand. 26:17 Verlossende u van dit volk en van de heidenen, tot dewelke Ik u nu zend, Hand. 26:18 Om hun ogen te openen, en hen te bekeren van de duisternis tot het licht, en van de macht des satans tot God; opdat zij vergeving der zonden ontvangen, en een erfdeel onder de geheiligden, door het geloof in Mij. |
| 29 Dat is, een Heil der heidenen, van Mij verordineerd. |
|
7 Alzo zegt de HEERE, de Verlosser Israëls, 30zijn Heilige, tot 31de verachte Ziel, tot Dien aan Welken 32het volk een gruwel heeft, 33tot den Knecht dergenen 34die heersen: Koningen 35zullen het zien en 36opstaan, ook vorsten, en 37zij zullen zich voor U buigen; 38om des HEEREN wil, 39Die getrouw is, 40des Heiligen Israëls, 41Die U verkoren heeft. |
| 30 Dat is, Die de Heilige Israëls is, als Jes. 10:17. |
| Jes. 10:17 Want het Licht Israëls zal tot een Vuur zijn en zijn Heilige tot een Vlam, Welke in brand steken en verteren zal zijn doornen en zijn
distelen op één dag. |
| 31 Hebr. den Verachte van ziel, dat is, tot Christus, Die in deze wereld van alle goddelozen (die te allen tijde verre de meesten zijn geweest) is veracht geweest. Anders: Dien eenieder veracht. Anders: tot Dien Welken de ziel (dat is, schier iedere man, de grootste en voornaamste hoop der Joden) veracht. Zie Jes. 53:3. Matth. 27:22, 23, 29, 40. Joh. 7:48. |
| Jes. 53:3 Hij was veracht en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. Matth. 27:22 Pilatus zeide tot hen: Wat zal ik dan doen met Jezus, Die genaamd wordt Christus? Zij zeiden allen tot hem: Laat Hem gekruisigd worden. Matth. 27:23 Doch de stadhouder zeide: Wat heeft Hij dan kwaads gedaan? En zij riepen te meer, zeggende: Laat Hem gekruisigd worden. Matth. 27:29 En een kroon van doornen gevlochten hebbende, zetten die op Zijn hoofd, en een rietstok in Zijn rechterhand; en vallende op hun knieën voor Hem, bespotten zij Hem, zeggende: Wees gegroet, Gij Koning der Joden. Matth. 27:40 En zeggende: Gij Die den tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, verlos Uzelven; indien Gij de Zone Gods zijt, zo kom af van het kruis. Joh. 7:48 Heeft iemand uit de oversten in Hem geloofd, of uit de farizeeën? |
| 32 Te weten het boze Joodse volk. |
| 33 Dat is, tot Christus, Die in de gedaante van een knecht in deze wereld verschenen is. |
| 34 Te weten te Jeruzalem, als Herodes, Pontius Pilatus, enz. |
| 35 Of: zullen U zien, dat is, kennen en eren voor den Heiland en Zaligmaker der wereld. Zie Ps. 72:10, 11. |
| Ps. 72:10 De koningen van Tarsis en de eilanden zullen geschenken aanbrengen, de koningen van Scheba en Seba zullen vereringen toevoeren. Ps. 72:11 Ja, alle koningen zullen zich voor Hem nederbuigen, alle heidenen zullen Hem dienen. |
| 36 Tot een teken van eerbied, als Lev. 19:32. |
| Lev. 19:32 Voor het grauwe haar zult gij opstaan en zult het aangezicht des ouden vereren; en gij zult vrezen voor uw God; Ik ben de HEERE. |
| 37 Of: en zullen U aanbidden. |
| 38 God den Vader in den Zoon erende. |
| 39 Die Zijn belofte van de zending van Zijn Zoon Jezus Christus in het vlees getrouwelijk houden zal. |
| 40 Dat is, om Desgenen wil Die de Heilige Israëls is. Zie boven in dit vers. |
| 41 Te weten tot Zijn Knecht en Middelaar der uitverkorenen. Hier is verandering van persoon, want tevoren heeft hij van Christus gesproken in den derden persoon, hier in den tweeden. |
|
8 Alzo zegt 42de HEERE: a43In den tijd des welbehagens 44heb Ik 45U verhoord 46en ten dage des heils 47heb Ik U geholpen; en 48Ik zal U bewaren en Ik zal U geven 49tot een Verbond 50des volks, om 51het aardrijk op te richten, om 52de verwoeste erfenissen te doen beërven; |
| 42 Te weten God de Vader. |
| a 2 Kor. 6:2. |
| 2 Kor. 6:2 Want Hij zegt: In den aangenamen tijd heb Ik U verhoord, en in den dag der zaligheid heb Ik U geholpen. Zie, nu is het de welaangename tijd, zie, nu is het de dag der zaligheid. |
| 43 Dat is, ten tijde als Ik Mijn genade en goedertierenheid heb willen openbaren door de predicatie van het Heilig Evangelie, en Ik U gezonden heb tot een Heiland der wereld, om te lijden voor de zonden Mijns volks, 2 Kor. 6:2. |
| 2 Kor. 6:2 Want Hij zegt: In den aangenamen tijd heb Ik U verhoord, en in den dag der zaligheid heb Ik U geholpen. Zie, nu is het de welaangename tijd, zie, nu is het de dag der zaligheid. |
| 44 Dit wordt gesproken in den verleden tijd; maar het is te verstaan in den toekomenden tijd. |
| 45 O Christus. |
| 46 Dit is met andere woorden hetgeen dat straks gezegd is. |
| 47 Dat is, Ik heb U onderstut toen Gij in de pijnen der hel waart, en heb Uw lichaam voor verderf bewaard toen Gij in het graf laagt; ja, Ik heb U van de doden opgewekt en aan Mijn rechterhand gesteld. Zie 2 Kor. 6:2. |
| 2 Kor. 6:2 Want Hij zegt: In den aangenamen tijd heb Ik U verhoord, en in den dag der zaligheid heb Ik U geholpen. Zie, nu is het de welaangename tijd, zie, nu is het de dag der zaligheid. |
| 48 Te weten tegen al Uw vijanden, dat Gij van geen derzelve overwonnen wordt. |
| 49 Dat is, tot een Middelaar des verbonds, als Jes. 42:6. |
| Jes. 42:6 Ik, de HEERE, heb U geroepen in gerechtigheid, en Ik zal U bij Uw hand grijpen; en Ik zal U behoeden, en Ik zal U geven tot een Verbond des volks, tot een Licht der heidenen, |
| 50 Te weten van het volk Gods. |
| 51 Dat is, de inwoners der aarde, te weten de uitverkorenen. De zin is: Opdat Gij, Jezus Christus, Uw kerk, die Uw erve is, wederom opricht en daarin woont. |
| 52 Men kan hier door de verwoeste erfenissen verstaan, eerst het land Kanaän, dat ten tijde der Babylonische gevangenis verwoest was, zie vers 19, en voorts de zaligheid, waarvan de duivel de uitverkorenen poogde te onterven, te beroven, en hun dezelve woest te maken. |
| vers 19 Want in uw woeste en uw eenzame plaatsen, en uw verstoord land, gewisselijk, nu zult gij benauwd worden van inwoners; en die u verslonden, zullen zich verre van u maken. |
|
9 Om te zeggen 53tot de gebondenen: Gaat uit; tot hen 54die in duisternis zijn: 55Komt tevoorschijn. 56Zij zullen 57op de wegen weiden en op alle hoge plaatsen zal hun weide wezen. |
| 53 Dat is, tot de gevangenen, als Jes. 42:7. |
| Jes. 42:7 Om te openen de blinde ogen, om den gebondene uit te voeren uit de gevangenis, en uit het gevangenhuis hen die in duisternis zitten. |
| 54 Dat is, die in onwetendheid en in geestelijke treurigheid leven. |
| 55 Of: Komt hervoor, openbaart u. Hebr. eigenlijk: Wordt ontdekt of geopenbaard. |
| 56 Te weten die van U krachtiglijk zullen beroepen zijn. |
| 57 Dat is, aan alle hoeken en kanten. De zin is: Nadat zij uit de geestelijke gevangenis der zonden en des duivels verlost zijn, zullen zij rijkelijk aan de ziel en aan het lichaam gezegend worden, en zij zullen dezelve zegeningen overal genieten. |
|
10 58Zij zullen niet bhongeren, noch dorsten, en de hitte en de zon zal hen 59niet steken; want hun 60Ontfermer zal hen leiden, en 61Hij zal hen aan de springaders der wateren zachtkens leiden. |
| 58 Hetgeen dat God hier zegt, zal in den hemel vervuld worden. Zie Openb. 7:16. De mening is, dat de uitverkorenen in den hemel geen ongemak lijden zullen, maar dat zij volkomenlijk gelukzalig zijn zullen, waarvan de genieting van het manna en van het water uit den rotssteen in de woestijn een voorbeeld geweest is. |
| Openb. 7:16 Zij zullen niet meer hongeren en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte. |
| b Openb. 7:16. |
| Openb. 7:16 Zij zullen niet meer hongeren en zullen niet meer dorsten, en de zon zal op hen niet vallen, noch enige hitte. |
| 59 Hebr. niet slaan. |
| 60 Dat is, de Heere Christus zal hen leiden gelijk een herder zijn schapen leidt, als Jes. 40:11. |
| Jes. 40:11 Hij zal Zijn kudde weiden gelijk een herder; Hij zal de lammekens in Zijn armen vergaderen en in Zijn schoot dragen; de zogenden zal Hij zachtkens leiden. |
| 61 Dat is, Hij zal hen verkwikken door den troost des Heiligen Geestes, daartoe gebruikende de troostelijke beloftenissen die God den Zijnen is doende. |
|
11 En 62Ik zal al Mijn bergen tot een weg maken, en Mijn banen zullen verhoogd 63zijn. |
| 62 Dat is, Ik zal alle hindernissen uit den weg nemen. Daarentegen zal Ik alle behulp en bevordering doen, opdat Mijn uitverkorenen uit alle hoeken en einden der ganse wereld tot de gemeenschap van het volk Gods gebracht worden. Het zijn de woorden van God den Vader. |
| 63 Of: worden. |
|
12 Zie, dezen zullen van verre komen; en zie, die van het noorden en 64van het westen, en genen uit het land 65Sinim. |
| 64 Hebr. van de zee. Zie de aant. Gen. 12:8. |
| Gen. 12:8 (kt.) En hij brak op vandaar naar het gebergte tegen het oosten van Bethel, en hij sloeg zijn tent op, zijnde Bethel tegen het westen en Ai tegen het oosten; en hij bouwde daar den HEERE een altaar en riep den Naam des HEEREN aan. |
| 65 Of: der Sinieten. Aan dezen wordt ook gedacht Gen. 10:17. Enigen menen dat deze volken wel mochten zijn de Sinezen of Chinezen. |
| Gen. 10:17 En den Heviet, en den Arkiet, en den Siniet, |
|
13 66Juicht, gij hemelen, en verheug u, gij aarde, en 67gij bergen, maakt gedreun met gejuich; want de HEERE heeft Zijn volk vertroost, en Hij zal Zich over Zijn ellendigen ontfermen. |
| 66 Zie Rom. 8:19. |
| Rom. 8:19 Want het schepsel, als met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods. |
| 67 Zie Jes. 35:1; 44:23. |
| Jes. 35:1 DE woestijn en de dorre plaatsen zullen hierover vrolijk zijn, en de wildernis zal zich verheugen en zal bloeien als een roos. Jes. 44:23 Zingt met vreugde, gij hemelen, want de HEERE heeft het gedaan; juicht, gij benedenste delen der aarde; gij bergen, maakt een groot gedreun met vreugdegezang, gij bossen en alle geboomte daarin; want de HEERE heeft Jakob verlost en Zich heerlijk gemaakt in Israël. |
Sions klacht en vertroosting |
14 Doch 68Sion zegt: De HEERE heeft mij verlaten, en de Heere heeft mij vergeten. |
| 68 Dat is, de gelovige Joden, die dit spreken, hard geperst zijnde door de grote en menigvuldige ellenden die hen overvielen. |
|
15 Kan ook een vrouw 69haar zuigeling vergeten, dat zij zich niet ontferme over den 70zoon haars buiks? 71Ofschoon dezen 72vergaten, zo zal Ik toch 73u niet vergeten. |
| 69 Of: haar zuigkind, of: haar kleine kind, als Jes. 65:20. |
| Jes. 65:20 Vandaar zal niet meer wezen een zuigeling van weinige dagen, noch een oud man die zijn dagen niet zal vervullen; want een jongeling zal sterven honderd jaar oud zijnde, maar een zondaar honderd jaar oud zijnde, zal vervloekt worden. |
| 70 Zie gelijke manier van spreken Spr. 31:2. |
| Spr. 31:2 Wat, o mijn zoon, en wat, o zoon mijns buiks; ja, wat, o zoon mijner geloften? |
| 71 Of: Ja, dezelve, te weten vrouwen. Anders: Nog kunnen dezen vergeten, of: Maar of zij ze vergaten, zo zal Ik nochtans, enz. |
| 72 Te weten haar kind of kinderen. Zie Ps. 27:10. |
| Ps. 27:10 Want mijn vader en mijn moeder hebben mij verlaten, maar de HEERE zal mij aannemen. |
| 73 O Sion, o Jeruzalem, dat is, o Mijn kerk, Mijn volk. Versta dit niet zozeer van een lichamelijke als van een geestelijke verlossing, Rom. 9:6, 7. |
| Rom. 9:6 Doch ik zeg
dit niet alsof het woord Gods ware uitgevallen. Want die zijn niet allen Israël, die uit Israël zijn; Rom. 9:7 Noch omdat zij Abrahams zaad zijn, zijn zij allen kinderen, maar: In Izak zal u het zaad genoemd worden. |
|
16 Zie, 74Ik heb u in de beide handpalmen 75gegraveerd; 76uw muren 77zijn steeds vóór Mij. |
| 74 Dat is, Ik zal u altijd gedachtig zijn en zorg voor u dragen. |
| 75 Of: geschreven, getekend. |
| 76 O Jeruzalem. |
| 77 Alsof de Heere zeide: Gelijk Ik de muren van Jeruzalem, van de Chaldeeën geruïneerd zijnde, zal herbouwen, alzo zal Ik het geestelijke Jeruzalem, Mijn kerk, die nu klein, ja, schier geheel vervallen is, weder opbouwen en beschermen. |
|
17 Uw 78zonen zullen zich haasten; maar
79uw verstoorders en uw verwoesters zullen 80van u uitgaan. |
| 78 Of: kinderen, dat is, de uitverkorenen, die in u door het zaad van het Woord Gods zullen geboren worden, die zullen met grote begeerte haastelijk komen tot de gemeenschap der gemeente. |
| 79 Dat is, de valse leraars en twistmakers, als schriftgeleerden en farizeeën, mitsgaders al degenen die door hun valse leer en ergerlijk leven u schadelijk zijn en afbreuk doen. |
| 80 Of: uit u. |
|
18 cHef uw ogen op rondom, en zie, 81al dezen vergaderen zich, zij komen 82tot u; zo waarachtig als Ik leef, spreekt de HEERE, zekerlijk, gij zult u 83met al dezen 84als met een sieraad bekleden, en gij zult hen u aanbinden 85gelijk een bruid. |
| c Jes. 60:4. |
| Jes. 60:4 Hef uw ogen rondom op en zie, die allen zijn vergaderd, zij komen tot u; uw zonen zullen van verre komen en uw dochters zullen aan uw zijde gevoedsterd worden. |
| 81 Versta de bekeerde heidenen, die de kerk zullen vermeerderen en versieren, zich tezamen onder één Herder vervoegende. |
| 82 Of: uwenthalve. |
| 83 Te weten met al de uitverkorenen, die de Heere onder Zijn gehoorzaamheid brengen zal, zo uit de Joden als uit de heidenen. |
| 84 Het grote getal der ware Christgelovigen is het sieraad der kerk. |
| 85 Dat is, gelijk een bruid haar sieraad aandoet of om zich bindt, als zij zich oppronkt. |
|
19 Want 86in uw woeste en uw eenzame plaatsen, en uw 87verstoord land, gewisselijk, 88nu zult gij 89benauwd worden van inwoners; en 90die u verslonden, zullen zich verre van u maken. |
| 86 De zin is: De menigte dergenen die zich tot de christelijke gemeente begeven zullen, zal zo groot zijn dat de kerk, die tevoren als een woeste en eenzame plaats geweest is, zal vervuld, ja, schier te eng worden om al de aankomende Christgelovigen uit de heidenen te begrijpen, want de gelovigen zullen door de ganse wereld verspreid worden. |
| 87 Het Joodse land is verstoord geworden, zo door de Babyloniërs als door de Romeinen en andere natiën. |
| 88 Dat is, dan, of haast. Zie de aant. Hos. 10 op vers 3. |
| Hos. 10:3 (kt.) Want nu zullen zij zeggen: Wij hebben geen koning; want wij hebben den HEERE niet gevreesd; wat zou ons dan een koning doen? |
| 89 Of: geprangd, geperst worden, te weten als de uitverkoren heidenen tot u zullen inkomen en zich tot de gemeente vervoegen zullen. |
| 90 Dat is, die u tevoren schenen te willen verslinden door hun tirannieke vervolging en leer, als daar waren de schriftgeleerden, farizeeën en tirannen, enz. |
|
20 Nog zullen 91de kinderen waarvan gij beroofd waart, zeggen voor uw oren: 92De plaats is mij te nauw, 93wijk voor mij, dat ik wonen mag. |
| 91 Hebr. de kinderen uwer kinderberoving, dat is, uwer onvruchtbaarheid, namelijk de heidenen, die wel eigenlijk uw kinderen niet zijn, als van u lichamelijk niet gegenereerd zijnde, maar nu door het geloof kinderen der gemeente geworden zijn, nadat gij, Joden, vanwege de ongelovigheid en onboetvaardigheid, als kinderloos en onvruchtbaar voor het meeste deel te achten zijt. Anderen zetten dit vers aldus over: De kinderen die gij krijgen zult, toen gij van uw kinderen beroofd waart, zullen nog zeggen voor uw oren, dat is, dat gij het hoort. |
| 92 Dit betekent den groten aanwas der christelijke kerk. |
| 93 Of: geef mij plaats. |
|
21 En 94gij zult zeggen in uw hart: Wie heeft mij dezen gegenereerd, aangezien ik van kinderen beroofd en eenzaam was? Ik was 95in de gevangenis gegaan en 96weggeweken; wie heeft mij dan dezen opgevoed? Zie, ik was alleen overgelaten; waar waren dezen? |
| 94 Te weten gij, Joodse kerk, zult u bij uzelve verwonderen over de grote menigte der heidenen die zich tot de kerke Gods vervoegen zullen. |
| 95 Te weten in de Babylonische gevangenis. |
| 96 Te weten uit mijn land. |
|
22 Alzo zegt de Heere HEERE: Zie, 97Ik zal Mijn hand opheffen tot de heidenen, en tot de volken zal Ik Mijn banier 98opsteken; 99dan zullen zij uw zonen in de armen brengen, en uw dochters zullen op den schouder gedragen worden. |
| 97 Dat is, Ik zal de heidenen krachtiglijk beroepen door de predicatie van het Heilig Evangelie en de innerlijke werking van den Heiligen Geest. |
| 98 Of: opwerpen, of: verheffen. |
| 99 Dat is, jongen en ouden, mannen en vrouwen zullen komen, en zich in de gemeenschap der heiligen begeven, en de een zal den ander met goede vermaningen en onderwijzingen en ook met een goed voorbeeld voorgaan, Jes. 60:4; 66:12. |
| Jes. 60:4 Hef uw ogen rondom op en zie, die allen zijn vergaderd, zij komen tot u; uw zonen zullen van verre komen en uw dochters zullen aan uw zijde gevoedsterd worden. Jes. 66:12 Want alzo zegt de HEERE: Zie, Ik zal den vrede over haar uitstrekken als een rivier, en de heerlijkheid der heidenen als een overlopende beek; dan zult gijlieden zuigen, gij zult op de zijden gedragen worden, en op de knieën zeer vriendelijk getroeteld worden. |
|
23 En 100koningen zullen uw voedsterheren zijn, 1hun vorstinnen uw 2zoogvrouwen; 3zij zullen zich voor u buigen met het aangezicht ter aarde en zij 4zullen het stof uwer voeten lekken; en gij zult weten dat Ik de HEERE ben, dat zij niet beschaamd zullen worden die Mij verwachten. |
| 100 De zin is, dat de koningen niet alleen zich tot de gemeente van Christus zullen vervoegen, maar zij zullen ook hun macht en autoriteit gebruiken tot aanwas en bescherming derzelve. |
| 1 Dat is, der koningen huisvrouwen. |
| 2 Of: zoogammen. |
| 3 Dat is, zij zullen u burgerlijken eerbied doen, zij zullen zich voor u deemoedigen en zich aan u onderwerpen. Dit zullen zij doen om Christus’ wil, Die het Hoofd Zijner kerk is. |
| 4 De zin is: Zij zullen zich zo laag voor u buigen, dat hun mond tot aan de aarde naken zal, alsof zij de aarde wilden oplekken. Zie Ps. 72:9. |
| Ps. 72:9 De ingezetenen van dorre plaatsen zullen voor Zijn aangezicht knielen, en Zijn vijanden zullen het stof lekken. |
|
24 d5Zou ook een machtige de vang ontnomen worden, of zouden de gevangenen 6eens rechtvaardigen ontkomen? |
| d Matth. 12:29. |
| Matth. 12:29 Of hoe kan iemand in het huis eens sterken inkomen en zijn vaten ontroven, tenzij dat hij eerst den sterke gebonden heeft? En alsdan zal hij zijn huis beroven. |
| 5 Dit spreekt de vervolgde en van de tirannen benauwde kerk ten aanzien van het geweld der vervolgers. |
| 6 Die met enig recht, hetzij van oorlog of anderszins, iemand in vaste gevangenis houdt. |
|
25 Doch alzo zegt de HEERE: 7Ja, de gevangenen des machtigen zullen hem ontnomen worden, en de vang des tirans zal 8ontkomen; want 9met uw twisters zal Ik twisten en uw kinderen zal Ik 10verlossen. |
| 7 Versta dit gesproken te zijn niet alleen van de gevangen Joden in de Babylonische gevangenis, die de machtige koningen van Babel door krijgsrecht of geweld onder hun heerschappij alzo gebracht hadden dat het onmogelijk scheen dezelve daaruit te verlossen. Maar versta dit ook onder een voorbeeld gesproken te zijn van den duivel, hel, dood, onder welker heerschappij God ons door Zijn rechtvaardig oordeel had overgegeven om onze zonden; Christus heeft ons uit hun geweld verlost, aan God Zijn hemelsen Vader voor ons betalende; Hij is sterker dan al onze vijanden. |
| 8 Of: vrij- en losgemaakt worden. |
| 9 Zie Ps. 35 op vers 1. |
| Ps. 35:1 (kt.) EEN psalm van David. Twist, HEERE, met mijn twisters; strijd met mijn bestrijders. |
| 10 Of: bewaren, behouden. |
|
26 En 11Ik zal uw verdrukkers spijzen met hun eigen vlees, en evan hun eigen bloed zullen zij dronken worden als van zoeten wijn; en 12alle vlees zal gewaarworden dat Ik, de HEERE, uw Heiland ben en uw Verlosser, de Machtige Jakobs. |
| 11 Dat is, Ik zal maken dat uw vijanden en vervolgers, te weten de vijanden Mijner kerk, hun eigen vlees zullen eten, dat zij elkander zullen verscheuren en verslinden; Ik zal met hen handelen gelijk Ik eertijds met de Midianieten en Mijn andere vijanden gehandeld heb. |
| e Openb. 16:6. |
| Openb. 16:6 Dewijl zij het bloed der heiligen en der profeten vergoten hebben, zo hebt Gij hun ook bloed te drinken gegeven; want zij zijn het waardig. |
| 12 Dat is, alle mensen, van wat staat of conditie dat zij zijn. |