Statenvertaling.nl

sample header image

Exodus 15 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

Exodus 15

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

De lofzang van Mozes en de kinderen Israëls, voor hun verlossing en Farao’s ondergang in de Rode Zee, vs. 1, enz. Mirjam en de Israëlitische vrouwen antwoorden daarop, ook God den Heere lovende voor deze verlossing, 20. In de woestijn komen zij te Sur, waar zij geen drinkbaar water vinden, 22. Te Mara vinden zij bitter water, 23. Het volk murmureert, 24. Mozes wordt een boom gewezen, die het water zoet maakt, 25. De Heere geeft hun wetten, en doet hun Vaderlijke beloften, 26. Te Elim vinden zij twaalf waterputten, en zeventig palmbomen, 27.
 
Het lied van Mozes
1 TOEN zong Mozes en de kinderen Israëls den HEERE dit lied en spraken, zeggende: aIk zal den HEERE zingen, want 1Hij is hogelijk verheven; het paard en zijn ruiter heeft Hij in de zee geworpen.
a Ps. 106:12. verwijsteksten
1 Hebr. verhogende verhoogd.
 
2 bDe HEERE is mijn Kracht en 2Lied, en Hij is mij 3tot een Heil geweest; Deze is mijn God, daarom zal ik Hem een 4lieflijke woning maken; Hij is mijns vaders God, dies zal ik Hem verheffen.
b Ps. 18:2; 118:14. Jes. 12:2. verwijsteksten
2 Dat is, de materie van mijn lied, of Die mij oorzaak gegeven heeft om Hem met lofzangen te prijzen.
3 Zie Ex. 14:13. verwijsteksten
4 Of eenvoudiglijk: een woning. Anders: ik zal Hem verheerlijken.
 
3 De HEERE is een Krijgsman; 5HEERE is Zijn Naam.
5 Zie Gen. 2:4. Ex. 3:15; 6:2. verwijsteksten
 
4 Hij heeft Farao’s wagens en zijn heir in de zee geworpen; en de keur zijner hoofdlieden zijn verdronken in de 6Schelfzee.
6 Dat is, de Rode Zee.
 
5 cDe 7afgronden hebben hen bedekt; zij zijn in de diepten gezonken als een steen.
c Neh. 9:11. verwijsteksten
7 Dat is, de hoge wateren, die als muren overeind stonden, zijn op hen gevallen, Ex. 14:22. verwijsteksten
 
6 dO HEERE, Uw rechterhand is verheerlijkt geworden in macht; Uw rechterhand, o HEERE, heeft den vijand verbroken.
d Ps. 118:15, 16. verwijsteksten
 
7 En 8door Uw grote hoogheid hebt Gij 9die tegen U opstonden, omgeworpen; Gij hebt Uw brandenden toorn uitgezonden, 10die hen verteerd heeft als een stoppel.
8 Hebr. door de grootheid Uwer hoogheid.
9 Dat is, die tegen Uw volk opstonden; want al wat tegen Gods volk gedaan wordt, dat rekent God alsof het tegen Hemzelven gedaan ware. Zie Zach. 2:8. Matth. 25:45. Hand. 9:4. verwijsteksten
10 Dit is een afgebroken rede, die volkomenlijk aldus wordt uitgesproken: die hen verslonden heeft, gelijk de stoppelen van het vuur verslonden worden.
 
8 eEn 11door het geblaas van Uw neus zijn de wateren opgehoopt geworden; de stromen hebben overeind gestaan als een hoop; de afgronden zijn 12stijf geworden 13in het hart der zee.
e Jes. 63:12, 13. Hab. 3:10. verwijsteksten
11 Dit is een omschrijving van den wind; zie Ex. 14:21. verwijsteksten
12 Of: gestold.
13 Dat is, in de diepte of in het midden der zee, als Ps. 18:16; 46:3. Ez. 28:2. Vgl. Deut. 4:11. verwijsteksten
 
9 De vijand zeide: Ik zal vervolgen, ik zal achterhalen, 14ik zal den buit delen; 15mijn ziel zal van hen vervuld worden, 16ik zal mijn zwaard uittrekken, mijn hand zal hen 17uitroeien.
14 Dit pleegt met vreugd te geschieden, Jes. 9:2. Farao en de zijnen beloofden zichzelven de victorie, maar het miste hun. verwijsteksten
15 Dat is (gelijk sommigen hier overzetten), ik wil mijn moed aan hen koelen. Zie Job 16 op vers 10. verwijsteksten
16 Hebr. ik zal mijn zwaard ledigmaken.
17 Of: weder in mijn bezitting brengen, of arm maken.
 
10 fGij hebt met Uw wind geblazen, de zee heeft hen gedekt; zij zonken onder als lood in geweldige wateren.
f Ps. 74:13; 106:11. verwijsteksten
 
11 O HEERE, wie is als Gij onder de goden? Wie is als Gij, 18verheerlijkt in heiligheid, 19vreselijk in lofzangen, doende wonder?
18 Dat is, Die met uitnemend grote heiligheid is versierd.
19 Dat is, Die met groten eerbied en kinderlijke vreze moet aangebeden, geëerd en geprezen worden.
 
12 Gij hebt Uw rechterhand uitgestrekt, 20de aarde heeft hen verslonden.
20 Dat is, de bodem of grond der zee.
 
13 Gij leidt door Uw weldadigheid dit volk dat Gij verlost hebt; Gij gvoert hen zachtkens door Uw sterkte tot 21de lieflijke woning Uwer heiligheid.
g Ps. 77:21. verwijsteksten
21 Versta het land Kanaän, waar God Zijn volk zou geven Zijn heiligen godsdienst. Zie Ps. 78:52, 53, 54. verwijsteksten
 
14 De volken hebben het gehoord, 22zij zullen sidderen; weedom heeft de ingezetenen van Palestina bevangen.
22 Zie de vervulling Num. 22:3, 6. Joz. 2:10, 11; 5:1. Ps. 68:3. verwijsteksten
 
15 hDan zullen de vorsten van Edom verbaasd wezen, beving zal de machtigen der Moabieten bevangen; al de ingezetenen van Kanaän zullen versmelten.
h Deut. 2:4. verwijsteksten
 
16 iVerschrikking en vrees zal op hen vallen; door de grootheid van Uw arm zullen zij verstommen als een steen; totdat Uw volk, HEERE, henen doorkome, totdat dit volk henen doorkome, dat Gij verworven hebt.
i Deut. 2:25; 11:25. Joz. 2:9. verwijsteksten
 
17 Die zult Gij inbrengen en planten hen 23op den berg Uwer erfenis, ter plaatse welke Gij, o HEERE, gemaakt hebt tot Uw woning; het heiligdom, hetwelk Uw handen gesticht hebben, o Heere.
23 Dat is, in het bergachtig land, als Kanaän is, Deut. 11:11. Anderen verstaan hier den berg Moria, op denwelken naderhand de tempel gebouwd is. verwijsteksten
 
18 De HEERE zal 24in eeuwigheid en geduriglijk regeren.
24 Dat is, hier en hiernamaals.
 
19 Want Farao’s paard, met zijn wagen, met zijn ruiters, zijn in de zee gekomen, en de HEERE heeft 25de wateren der zee over hen doen wederkeren; maar de kinderen Israëls zijn op het droge in het midden van de zee gegaan.
25 Die straks tevoren als muren overeind gestaan hadden, Ex. 14:22. verwijsteksten
 
20 En Mirjam, de profetes, 26Aärons zuster, knam een trommel in haar hand; en al de vrouwen gingen uit haar na, met trommels en 27met reien.
26 Zij was ook wel Mozes’ zuster, maar omdat zij in het afwezen van Mozes langen tijd bij Aäron gewoond had, zo wordt zij daarom Aärons zuster genoemd.
k 1 Sam. 18:6. verwijsteksten
27 Anders: met fluiten, of pijpen.
 
21 Toen 28antwoordde 29Mirjam 30hunlieden: Zingt den HEERE, want 31Hij is hogelijk verheven, Hij heeft het paard met zijn ruiter in de zee gestort.
28 De mannen zongen voor, als vers 1; de vrouwen zongen ditzelve na. verwijsteksten
29 Met andere vrouwen.
30 Te weten den mannen.
31 Hebr. verhogende verhoogd.
 
Mara en Elim
22 Hierna deed Mozes de Israëlieten voortreizen van de Schelfzee af, en zij trokken uit tot in de woestijn 32Sur; en zij gingen drie dagen in de woestijn en vonden geen water.
32 De naam van een woestijn, tussen Egypte en Arabië. Zie Gen. 16:7. verwijsteksten
 
23 lToen kwamen zij te 33Mara; doch zij konden het water van Mara niet drinken, want het was bitter; daarom werd deszelfs naam genoemd Mara.
l Num. 33:8. verwijsteksten
33 Als Mozes met de Israëlieten te dezer plaatse kwam, toen heette zij nog niet Mara, dat is, bitterheid, maar zij werd terstond daarna zo genoemd, als blijkt in ditzelve vers.
 
24 Toen 34murmureerde het volk tegen Mozes, zeggende: Wat zullen wij drinken?
34 Murmureren is kwalijk van God, Zijn woord en werken in zijn hart gevoelen, en met de tong onwaardiglijk daarvan spreken.
 
25 Hij dan riep tot den HEERE, en de HEERE wees hem een hout; dat wierp hij in dat water; 35toen werd het water zoet. Aldaar stelde 36Hij 37het volk een inzetting en recht, en aldaar verzocht Hij hetzelve,
35 Dit water is zoet geworden tot dienst en gebruik der Israëlieten, een tijdlang, maar het is niet altoos zo gebleven, als blijkt uit Plinius, Naturalis historia, boek 6, hfdst. 29, die in zijn tijd mentie maakt van deze bittere wateren. Zie 2 Kon. 2:21. verwijsteksten
36 Te weten God.
37 Te weten het volk van Israël.
 
26 En zeide: Is het dat gij 38met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult, en doen wat recht is in Zijn ogen, en uw oren neigt tot Zijn geboden en houdt al Zijn inzettingen, zo zal Ik geen van de krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb; want 39Ik ben de HEERE, uw Heelmeester.
38 Hebr. horende zult horen.
39 God de Heere wil zeggen: Ik ben het, Die u aan de ziel en aan het lichaam helen, en voor alle ellenden bewaren kan, tegenwoordige en toekomende.
 
27 Toen kwamen zij te Elim, en daar waren twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen; en zij legerden zich aldaar aan de wateren.

Einde Exodus 15