Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Een beschrijving der majesteit van het Rijk Gods, en de vreugd der godzaligen vanwege Zijn gerechtigheid en gericht over de afgodendienaars; mitsgaders een vermaning tot godzaligheid en geestelijke blijdschap. |
De majesteit van het Rijk Gods |
1 DEa HEERE 1regeert, de aarde verheuge zich; dat vele 2eilanden zich verblijden. | | a Ps. 93:1; 96:10. Ps. 93:1 DE HEERE regeert, Hij is met hoogheid bekleed, de HEERE is bekleed met sterkte, Hij heeft Zich omgord. Ook is de wereld bevestigd, zij zal niet wankelen. Ps. 96:10 Zegt onder de heidenen: De HEERE regeert; ook zal de wereld bevestigd worden, zij zal niet bewogen worden; Hij zal de volken richten in alle rechtmatigheid. |
1 Dat is, Hij bewijst metterdaad dat Hij Koning is, niet alleen van het volk van Israël, maar van de ganse wereld. |
2 Dat is, volken en natiën in de eilanden wonende, als Jes. 42:4; 60:9. Jes. 42:4 Hij zal niet verdonkerd worden en Hij zal niet verbroken worden, totdat Hij het recht op aarde zal hebben besteld; en de eilanden zullen naar Zijn leer wachten. Jes. 60:9 Want de eilanden zullen Mij verwachten, en de schepen van Tarsis vooreerst, om uw kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot den Naam des HEEREN uws Gods, en
tot den Heilige Israëls, dewijl Hij u heerlijk gemaakt heeft. |
2 3Rondom Hem zijn 4wolken en donkerheid, 5gerechtigheid en gericht zijn de 6vastigheid Zijns troons. | | 3 Zie dergelijke beschrijving van de macht en majesteit Gods Ps. 18:8, 9, enz. Ps. 18:8 Toen daverde en beefde de aarde, en de gronden der bergen beroerden zich en daverden, omdat Hij ontstoken was. Ps. 18:9 Rook ging op van Zijn neus en een vuur uit Zijn mond verteerde; kolen werden daarvan aangestoken. |
4 Hebr. een wolk. |
5 Zie de aant. Gen. 18 op vers 19. Gen. 18:19 (kt.) Want Ik heb hem gekend, opdat hij zijn kinderen en zijn huis na hem zou bevelen, en zij den weg des HEEREN houden, om te doen gerechtigheid en gericht; opdat de HEERE over Abraham brenge hetgeen Hij over hem gesproken heeft. |
6 Of: het steunsel, of: het fundament. |
3 7Een vuur gaat voor Zijn aangezicht heen, en het steekt Zijn wederpartijen rondom aan brand. | | 7 Versta door het vuur de gestrenge wraak en straf Gods. |
4 bZijn bliksemen verlichten de wereld; chet aardrijk 8ziet ze en 9het beeft. | | b Openb. 4:5. Openb. 4:5 En van den troon gingen uit bliksemen en donderslagen en stemmen; en zeven vurige lampen waren brandende voor den troon; welke zijn de zeven Geesten Gods. |
c Ps. 77:17. Ps. 77:17 De wateren zagen U, o God, de wateren zagen U, zij beefden; ook waren de afgronden beroerd. |
8 Te weten de bliksemen. |
9 Of: het wordt angstig, te weten als een vrouw die het barenswee overkomt. |
5 De bergen smelten als was voor het aanschijn des HEEREN, voor het aanschijn des Heeren der ganse aarde. | | |
6 dDe 10hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid, en alle volken zien Zijn eer. | | d Ps. 19:2; 50:6. Ps. 19:2 De hemelen vertellen Gods eer, en het uitspansel verkondigt Zijner handen werk. Ps. 50:6 En de hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. Sela. |
10 Versta de hemelse creaturen of schepselen, als donder, bliksem, hagel, sneeuw, stormen, enz., of de engelen. |
7 Beschaamd moeten wezen allen die 11de beelden dienen, die zich op 12afgoden beroemen; buigt u neder voor Hem, alle 13gij goden. | | 11 Hebr. het gesneden of gegraven beeld. |
12 Zie Lev. 19:4. 1 Sam. 12:21. Lev. 19:4 Gij zult u tot de afgoden niet keren en u geen gegoten goden maken; Ik ben de HEERE uw God. 1 Sam. 12:21 En wijkt niet af; want gij zoudt de ijdelheden na volgen, die niet bevorderlijk zijn, noch verlossen, want zij zijn ijdelheden. |
13 Dat is, engelen. Zie Ps. 8:6. Hebr. 1:6. En zie de vervulling dezer woorden in Christus, Mark. 1:13. Luk. 2:13, 14. Hebr. 1:7. Openb. 5:11, 12. Ps. 8:6 En hebt hem een weinig minder gemaakt dan de engelen, en hebt hem met eer en heerlijkheid gekroond? Hebr. 1:6 En als Hij wederom den Eerstgeborene inbrengt in de wereld, zegt Hij: En dat alle engelen Gods Hem aanbidden. Mark. 1:13 En Hij was aldaar in de woestijn veertig dagen, verzocht van den satan; en was bij de wilde gedierten; en de engelen dienden Hem. Luk. 2:13 En van stonden aan was daar met den engel een menigte des hemelsen heirlegers, prijzende God en zeggende: Luk. 2:14 Ere zij God in de hoogste hemelen, en vrede op aarde, in de mensen een welbehagen. Hebr. 1:7 En tot de engelen zegt Hij wel: Die Zijn engelen maakt geesten, en Zijn dienaars een vlam des vuurs. Openb. 5:11 En ik zag, en ik hoorde een stem veler engelen rondom den troon en de dieren en de ouderlingen; en hun getal was tienduizendmaal tienduizenden en duizendmaal duizenden; Openb. 5:12 Zeggende met een grote stem: Het Lam Dat geslacht is, is waardig te ontvangen de kracht, en rijkdom, en wijsheid, en sterkte, en eer, en heerlijkheid, en dankzegging. |
8 14Sion 15heeft gehoord en het heeft zich verblijd, en 16de dochteren van Juda hebben zich verheugd, vanwege Uw oordelen, o HEERE. | | 14 Dat is, de kerke Gods, zo der Joden als der heidenen. |
15 Te weten de oordelen en straffen Gods over Zijn vijanden, als blijkt uit het einde van dit vers. |
16 Versta de inwoners van het Joodse land, als Ps. 48:12, en voorts van de ganse kerk. Ps. 48:12 Laat den berg Sion blijde zijn, laat de dochteren van Juda zich verheugen, om Uwer oordelen wil. |
9 Want Gij, HEERE, zijt de Allerhoogste over de gehele aarde; Gij zijt zeer hoog verheven boven alle 17goden. | | 17 Als vers 7. vers 7 Beschaamd moeten wezen allen die de beelden dienen, die zich op afgoden beroemen; buigt u neder voor Hem, alle gij goden. |
10 Gij liefhebbers des HEEREN, ehaat het kwade; Hij bewaart de zielen Zijner gunstgenoten, Hij redt hen uit der goddelozen hand. | | e Amos 5:15. Rom. 12:9. Amos 5:15 Haat het boze en hebt lief het goede, en bestelt het recht in de poort; misschien zal de HEERE, de God der heirscharen, Jozefs overblijfsel genadig zijn. Rom. 12:9 De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan. |
11 18Het licht is voor den rechtvaardige 19gezaaid, en vrolijkheid voor de oprechten van hart. | | 18 Dat is, voorspoed en geluk, vreugd en blijdschap, als Esth. 8:16. Zie Job 18 op vers 6. Esth. 8:16 Bij de Joden was licht en blijdschap en vreugde en eer; Job 18:6 (kt.) Het licht zal verduisteren in zijn tent, en zijn lamp zal over hem uitgeblust worden. |
19 Het gaat met den troost die den vromen bereid is, gelijk met het zaad dat in de aarde geworpen wordt, hetwelk zo terstond niet opgaat, maar het blijft dikwijls lang in de aarde liggen eer het voortkomt; doch het brengt daarna schone vruchten voort. De rechte vreugd en vrucht der kinderen Gods is hun in den hemel bereid, maar nu verborgen. |
12 Gij rechtvaardigen, verblijdt u in den HEERE, en spreekt lof 20ter gedachtenis Zijner heiligheid. | | 20 Dat is, dat Zijn heiligheid moge in gedachtenis gehouden worden, als Ps. 30:5. Ps. 30:5 Psalmzingt den HEERE, gij Zijn gunstgenoten, en zegt lof ter gedachtenis Zijner heiligheid. |