Statenvertaling.nl

sample header image

2 Kronieken 33 – Statenvertaling

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenParallelZonder kanttekeningenAlleen Bijbeltekst

2 Kronieken 33

Dit hoofdstuk voorgelezen (m):

 

Manasses goddeloze daden
1 MANASSE was twaalf jaar oud als hij koning werd, en regeerde vijf en vijftig jaar te Jeruzalem.
2 En hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, naar de gruwelen der heidenen die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israëls uit de bezitting verdreven had.
3 Want hij bouwde de hoogten weder op adie zijn vader Jehizkía afgebroken had, en richtte den Baäls altaren op en maakte bossen, en boog zich neder voor al het heir des hemels en diende ze; a 2 Kon. 18:4. 2 Kron. 31:1; 32:12. verwijsteksten
4 bEn bouwde altaren in het huis des HEEREN, van hetwelk de HEERE gezegd had: cTe Jeruzalem zal Mijn Naam zijn tot in eeuwigheid. b 2 Kon. 21:4. c Deut. 12:5, 11. 2 Sam. 7:13. 1 Kon. 8:29; 9:3. 2 Kron. 7:16. Ps. 132:13, 14. Jer. 32:34. verwijsteksten
5 Daartoe bouwde hij altaren voor al het heir des hemels, in beide de voorhoven van het huis des HEEREN.
6 En hij deed zijn zonen ddoor het vuur gaan in het dal des zoons van Hinnom, en pleegde guichelarij en gaf op vogelgeschrei acht en toverde, en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaars; hij deed zeer veel kwaad in de ogen des HEEREN, om Hem tot toorn te verwekken. d Lev. 18:21. Deut. 18:10. 2 Kon. 16:3. 2 Kron. 28:3. verwijsteksten
7 Hij stelde ook de gelijkenis van een gesneden beeld die hij gemaakt had, in het huis Gods, van hetwelk God gezegd had tot David en tot zijn zoon Sálomo: In dit huis en te Jeruzalem, dat Ik uit alle stammen Israëls verkoren heb, zal Ik Mijn Naam zetten tot in eeuwigheid;
8 En Ik zal den voet van Israël niet meer doen wijken van het land dat Ik uw vaderen besteld heb; alleenlijk zo zij waarnemen te doen al hetgeen dat Ik hun geboden heb, naar de ganse wet en inzettingen en rechten door de hand van Mozes.
9 Zo deed Manasse Juda en de inwoners te Jeruzalem dwalen, dat zij erger deden dan de heidenen die de HEERE voor het aangezicht der kinderen Israëls verdelgd had.
 
Manasses bekering
10 De HEERE sprak wel tot Manasse en tot zijn volk, maar zij merkten daar niet op.
11 Daarom ebracht de HEERE over hen de krijgsoversten die de koning van Assyrië had, dewelke Manasse gevangennamen onder de doornen; en zij bonden hem met twee koperen ketenen en voerden hem naar Babel. e Deut. 28:36. Job 36:8. verwijsteksten
12 En als Hij hem benauwde, bad hij het aangezicht des HEEREN zijns Gods ernstiglijk aan, en vernederde zich zeer voor het aangezicht van den God zijner vaderen,
13 En bad Hem; en Hij liet Zich van hem verbidden en hoorde zijn smeking, en Hij bracht hem weder te Jeruzalem in zijn koninkrijk. Toen kende Manasse, dat de HEERE God is.
14 En na dezen bouwde hij den buitenmuur aan de stad Davids, aan de westzijde van Gihon in het dal en tot den ingang van de Vispoort, en omsingelde Ofel en verhief dien zeer; hij legde ook krijgsoversten in alle vaste steden in Juda.
15 En hij nam de vreemde goden en die gelijkenis uit het huis des HEEREN weg, mitsgaders al de altaren die hij gebouwd had op den berg van het huis des HEEREN en te Jeruzalem; en hij wierp ze buiten de stad.
16 En hij richtte het altaar des HEEREN toe en offerde daarop dankoffers en lofoffers, en zeide tot Juda, dat zij den HEERE, den God Israëls, dienen zouden.
17 Maar het volk offerde nog op de hoogten, hoewel aan den HEERE hun God.
18 Het overige nu der geschiedenissen van Manasse, en zijn gebed tot zijn God, ook de woorden der zieners, die tot hem gesproken hebben in den Naam des HEEREN, des Gods van Israël, zie, die zijn in de geschiedenissen der koningen van Israël;
19 En zijn gebed en hoe God Zich van hem heeft laten verbidden, ook al zijn zonde en zijn overtreding, en de plaatsen waar hij hoogten opgebouwd en bossen en gesneden beelden gesteld heeft, eer hij vernederd werd, zie, dat is beschreven in de woorden der zieners.
20 En Manasse ontsliep met zijn vaderen en zij begroeven hem in zijn huis; en zijn zoon Amon werd koning in zijn plaats.
 
De goddeloze koning Amon
21 fAmon was twee en twintig jaar oud als hij koning werd, en regeerde twee jaren te Jeruzalem. f 2 Kon. 21:19. verwijsteksten
22 En hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk als zijn vader Manasse gedaan had; want Amon offerde aan al de gesneden beelden die zijn vader Manasse gemaakt had, en diende ze.
23 Maar hij vernederde zich niet voor het aangezicht des HEEREN, gelijk Manasse, zijn vader, zich vernederd had; maar deze Amon vermenigvuldigde de schuld.
24 En zijn knechten maakten een verbintenis tegen hem, en doodden hem in zijn huis.
25 Maar het volk des lands sloeg hen allen die de verbintenis tegen den koning Amon gemaakt hadden; en het volk des lands maakte zijn zoon Josía koning in zijn plaats.

Einde 2 Kronieken 33