Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
De genezing van een geraakte |
1 EN ana sommige dagen is Hij wederom binnen Kapérnaüm gekomen; en het werd gehoord dat Hij in huis was. a Matth. 9:1. Luk. 5:17. |
a Matth. 9:1 EN in het schip gegaan zijnde, voer Hij over en kwam in Zijn stad. En zie, zij brachten tot Hem een geraakte, op een bed liggende. Luk. 5:17 En het geschiedde in een dier dagen, dat Hij leerde, en er zaten farizeeën en leraars der wet, die van alle vlekken van Galiléa en Judéa en Jeruzalem gekomen waren; en de kracht des Heeren was er
om hen te genezen. |
2 En terstond vergaderden daar velen, alzo dat ook zelfs de plaatsen omtrent de deur hen niet meer konden vatten; en Hij sprak het Woord tot hen. |
3 bEn er kwamen sommigen tot Hem, brengende een geraakte, die van vier gedragen werd. b Matth. 9:1. Luk. 5:18. |
b Matth. 9:1 EN in het schip gegaan zijnde, voer Hij over en kwam in Zijn stad. En zie, zij brachten tot Hem een geraakte, op een bed liggende. Luk. 5:18 En zie, enige mannen brachten op een bed een mens die geraakt was, en zochten hem in te brengen en vóór Hem te leggen. |
4 En niet kunnende tot Hem genaken overmits de schare, ontdekten zij het dak waar Hij was; en dat
opengebroken hebbende, lieten zij het beddeken neder waar de geraakte op lag. |
5 En Jezus hun geloof ziende, zeide tot den geraakte: Zoon, uw zonden zijn u vergeven. |
6 En sommigen van de schriftgeleerden zaten aldaar en overdachten in hun harten: |
7 Wat spreekt Deze aldus godslasteringen? cWie kan de zonden vergeven dan alleen God? c Ps. 32:5; 51:3. Jes. 43:25. |
c Ps. 32:5 Mijn zonde maakte ik U bekend en mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zeide: Ik zal belijdenis van mijn overtredingen doen voor den HEERE. En Gij vergaaft de ongerechtigheid mijner zonde. Sela. Ps. 51:3 Zijt mij genadig, o God, naar Uw goedertierenheid; delg mijn overtreding uit, naar de grootheid Uwer barmhartigheden. Jes. 43:25 Ik, Ik ben het, Die uw overtredingen uitdelg om Mijnentwil, en Ik gedenk uwer zonden niet. |
8 En Jezus terstond in Zijn geest bekennende dat zij alzo in zichzelven overdachten, zeide tot hen: Wat overdenkt gij deze dingen in uw harten? |
9 Wat is lichter, te zeggen tot den geraakte: De zonden zijn u vergeven; of te zeggen: Sta op en neem uw beddeken op en wandel? |
10 Doch opdat gij moogt weten dat de Zoon des mensen macht heeft om de zonden op de aarde te vergeven (zeide Hij tot den geraakte): |
11 Ik zeg u, sta op en neem uw beddeken op en ga heen naar uw huis. |
12 En terstond stond hij op, en het beddeken opgenomen hebbende, ging hij uit in aller tegenwoordigheid; zodat zij zich allen ontzetten, en verheerlijkten God, zeggende: Wij hebben nooit zulks gezien. |
De roeping van Levi |
13 dEn Hij ging wederom uit naar de zee; en de gehele schare kwam tot Hem, en Hij leerde hen. d Matth. 9:9. Luk. 5:27. |
d Matth. 9:9 En Jezus vandaar voortgaande, zag een mens in het tolhuis zitten, genaamd Matthéüs, en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem. Luk. 5:27 En na dezen ging Hij uit, en zag een tollenaar, met name Levi, zitten in het tolhuis, en zeide tot hem: Volg Mij. |
14 En voorbijgaande zag Hij Levi, den zoon van Alféüs, zitten in het tolhuis, en zeide tot hem: Volg Mij. En hij opstaande, volgde Hem. |
15 En het geschiedde als Hij aanzat in deszelfs huis, dat ook vele tollenaren en zondaren aanzaten met Jezus en Zijn discipelen; want zij waren velen en waren Hem gevolgd. |
16 En de schriftgeleerden en de farizeeën, ziende Hem eten met de tollenaren en zondaren, zeiden tot Zijn discipelen: Wat is het dat Hij met de tollenaren en zondaren eet en drinkt? |
17 En Jezus dat horende, zeide tot hen: Die gezond zijn, hebben den medicijnmeester niet van node, maar die ziek zijn. eIk ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering. e Matth. 9:13; 21:31. Luk. 5:32; 19:10. 1 Tim. 1:15. |
e Matth. 9:13 Doch gaat heen en leert wat het is: Ik wil barmhartigheid, en niet offerande; want Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaars tot bekering. Matth. 21:31 Wie van deze twee heeft den wil des vaders gedaan? Zij zeiden tot Hem: De eerste. Jezus zeide tot hen: Voorwaar Ik zeg u, dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk Gods. Luk. 5:32 Ik ben niet gekomen om te roepen rechtvaardigen, maar zondaren tot bekering. Luk. 19:10 Want de Zoon des mensen is gekomen om te zoeken en zalig te maken wat verloren was. 1 Tim. 1:15 Dit is een getrouw woord en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben. |
Het vasten |
18 fEn de discipelen van Johannes en van de farizeeën vastten; en zij kwamen en zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes en van de farizeeën, en Uw discipelen vasten niet? f Matth. 9:14. Luk. 5:33. |
f Matth. 9:14 Toen kwamen de discipelen van Johannes tot Hem, zeggende: Waarom vasten wij en de farizeeën veel, en Uw discipelen vasten niet? Luk. 5:33 En zij zeiden tot Hem: Waarom vasten de discipelen van Johannes dikmaals en doen gebeden, desgelijks ook de discipelen der farizeeën, maar de Uwe eten en drinken? |
19 En Jezus zeide tot hen: gKunnen ook de bruiloftskinderen vasten, terwijl de Bruidegom bij hen is? Zo langen tijd zij den Bruidegom bij zich hebben, kunnen zij niet vasten. g Jes. 62:5. 2 Kor. 11:2. |
g Jes. 62:5 Want gelijk een jongeling een jonkvrouw trouwt, alzo zullen uw kinderen u trouwen; en gelijk de bruidegom vrolijk is over de bruid, alzo zal uw God over u vrolijk zijn. 2 Kor. 11:2 Want ik ben ijverig over u met een ijver Gods; want ik heb ulieden toebereid om u als een reine maagd aan één Man voor te stellen, namelijk aan Christus. |
20 Maar de dagen zullen komen wanneer de Bruidegom van hen zal weggenomen zijn, en alsdan zullen zij vasten in dezelve dagen. |
21 En niemand naait een lap ongevold laken op een oud kleed; anders scheurt deszelfs nieuwe aangenaaide lap iets af van het oude kleed, en er wordt een ergere scheur. |
22 hEn niemand doet nieuwen wijn in oude lederen zakken; anders doet de nieuwe wijn de lederen zakken bersten, en de wijn wordt uitgestort, en de lederen zakken verderven; maar nieuwen wijn moet men in nieuwe lederen zakken doen. h Matth. 9:17. |
h Matth. 9:17 En men doet geen nieuwen wijn in oude lederen zakken; anders zo bersten de lederen zakken, en de wijn wordt uitgestort, en de lederen zakken verderven; maar men doet nieuwen wijn in nieuwe lederen zakken, en beide tezamen worden behouden. |
Het aren plukken op den sabbat |
23 iEn het geschiedde dat Hij op een sabbatdag door het gezaaide ging, en Zijn discipelen begonnen al gaande aren te plukken. i Deut. 23:25. Matth. 12:1. Luk. 6:1. |
i Deut. 23:25 Wanneer gij zult gaan in uws naasten staande koren, zo zult gij de aren met uw hand afplukken; maar de sikkel zult gij aan uws naasten staande koren niet bewegen. Matth. 12:1 IN dien tijd ging Jezus op een sabbatdag door het gezaaide, en Zijn discipelen hadden honger en begonnen aren te plukken en te eten. Luk. 6:1 EN het geschiedde op den tweeden eersten sabbat, dat Hij door het gezaaide ging, en Zijn discipelen plukten aren, en aten ze, die wrijvende met de handen. |
24 En de farizeeën zeiden tot Hem: Zie, waarom doen zij op den sabbatdag kwat niet geoorloofd is? k Ex. 20:10. |
k Ex. 20:10 Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is; |
25 En Hij zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen wat lDavid gedaan heeft, als hij nood had en hem hongerde, en dengenen die met hem waren? l 1 Sam. 21:6. |
l 1 Sam. 21:6 Toen gaf de priester hem dat heilige brood, dewijl er geen brood was dan de toonbroden die van voor het aangezicht des HEEREN weggenomen waren, dat men er warm brood legde, ten dage als dat weggenomen werd. |
26 Hoe hij ingegaan is in het huis Gods, ten tijde van Abjathar, den hogepriester, en de toonbroden gegeten heeft, die niemand zijn geoorloofd te eten mdan den priesters, en ook gegeven heeft dengenen die met hem waren? m Lev. 24:9. |
m Lev. 24:9 En het zal van Aäron en zijn zonen zijn, die dat in de heilige plaats zullen eten; want het is voor hem een heiligheid der heiligheden, uit de vuuroffers des HEEREN, een eeuwige inzetting. |
27 En Hij zeide tot hen: De sabbat is gemaakt om den mens, niet de mens om den sabbat. |
28 nZo is dan de Zoon des mensen een Heere ook van den sabbat. n Matth. 12:8. Luk. 6:5. |
n Matth. 12:8 Want de Zoon des mensen is een Heere ook van den sabbat. Luk. 6:5 En Hij zeide tot hen: De Zoon des mensen is een Heere ook van den sabbat. |