Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
Huwelijksregel voor erfdochters |
1 EN de hoofden der vaderen van het geslacht der kinderen van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, uit de geslachten der kinderen van Jozef, traden toe en spraken voor het aangezicht van Mozes en voor het aangezicht der oversten, hoofden van de vaderen der kinderen Israëls, |
2 En zeiden: aDe HEERE heeft mijn heer geboden dat land door het lot den kinderen Israëls in erfenis te geven; ben mijn heer is door den HEERE geboden de erfenis van onzen broeder Zeláfead te geven aan zijn dochters. a Num. 26:55, 56; 33:54. b Num. 27:7. Joz. 17:3, 4. |
a Num. 26:55 Het land nochtans zal door het lot gedeeld worden; naar de namen der stammen hunner vaderen zullen zij erven. Num. 26:56 Naar het lot zal elks erfenis gedeeld worden, tussen de velen en de weinigen. Num. 33:54 En gij zult het land in erfelijke bezitting nemen door het lot, naar uw geslachten; dengenen die velen zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, en dien die weinigen zijn, zult gij hun erfenis minder maken; waarheen voor iemand het lot zal uitgaan, dat zal hij hebben; naar de stammen uwer vaderen zult gij de erfenis nemen. b Num. 27:7 De dochters van Zeláfead spreken recht; gij zult haar ganselijk geven de bezitting ener erfenis in het midden van de broeders haars vaders; en gij zult de erfenis haars vaders op haar doen komen. Joz. 17:3 Zeláfead nu, de zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, had geen zonen, maar dochters; en dit zijn de namen zijner dochters: Machla en Noa, Hogla, Milka en Tirza. Joz. 17:4 Dezen dan traden toe voor het aangezicht van Eleázar, den priester, en voor het aangezicht van Jozua, den zoon van Nun, en voor het aangezicht der oversten, zeggende: De HEERE heeft Mozes geboden dat men ons een erfdeel geven zou in het midden onzer broederen. Daarom gaf hij haar, naar den mond des HEEREN, een erfdeel in het midden der broederen van haar vader. |
3 Wanneer zij een van de zonen der andere stammen der kinderen Israëls tot vrouwen zouden worden, zo zou haar erfenis van de erfenis onzer vaderen afgetrokken worden en toegedaan tot de erfenis van dien stam aan denwelken zij geworden zouden; alzo zou van het lot onzer erfenis worden afgetrokken. |
4 Als ook de kinderen Israëls een jubeljaar zullen hebben, zo zou haar erfenis toegedaan zijn tot de erfenis van dien stam aan denwelken zij zouden geworden zijn; alzo zou haar erfenis van de erfenis van den stam onzer vaderen afgetrokken worden. |
5 Toen gebood Mozes den kinderen Israëls naar des HEEREN mond, zeggende: De stam der kinderen van Jozef spreekt recht. |
6 Dit is het woord dat de HEERE van de dochters van Zeláfead geboden heeft, zeggende: Laat haar dien tot vrouwen worden, die in haar ogen goed zal zijn; alleenlijk, dat zij aan het geslacht van haars vaders stam tot vrouwen worden. |
7 Zo zal de erfenis van de kinderen Israëls niet omgewend worden van stam tot stam; want de kinderen Israëls zullen aanhangen, eenieder aan de erfenis van den stam zijner vaderen. |
8 Voorts zal elke dochter die erfenis erft, van de stammen der kinderen Israëls, ter vrouw worden aan een van het geslacht van den stam haars vaders; opdat de kinderen Israëls erfelijk bezitten, eenieder de erfenis zijner vaderen. |
9 Zo zal de erfenis niet omgewend worden van den enen stam tot den anderen; want de stammen der kinderen Israëls zullen aanhangen, eenieder aan zijn erfenis. |
10 Gelijk als de HEERE Mozes geboden had, alzo deden de dochters van Zeláfead. |
11 cWant Machla, Tirza en Hogla en Milka en Noa, dochters van Zeláfead, zijn den zonen harer ooms tot vrouwen geworden. c Num. 27:1. |
c Num. 27:1 TOEN naderden de dochters van Zeláfead, den zoon van Hefer, den zoon van Gilead, den zoon van Machir, den zoon van Manasse, onder de geslachten van Manasse, den zoon van Jozef (en dit zijn de namen zijner dochters: Machla, Noa en Hogla en Milka en Tirza); |
12 Onder de geslachten van de kinderen van Manasse, Jozefs zoon, zijn zij tot vrouwen geworden; alzo bleef haar erfenis aan den stam van het geslacht haars vaders. |
13 Dat zijn de geboden en de rechten, die de HEERE door den dienst van Mozes aan de kinderen Israëls geboden heeft, in de vlakke velden der Moabieten, aan de Jordaan van Jericho. |