Op deze pagina kunt u de Statenvertaling met kanttekeningen online raadplegen in de editie van de GBS (Gereformeerde Bijbelstichting).
1 OCH, dat Gij de hemelen scheurdet, dat Gij nederkwaamt, dat de bergen van Uw aangezicht vervloten; |
2 Gelijk een smeltvuur brandt en het vuur de wateren doet opbobbelen, om Uw Naam aan Uw wederpartijders bekend te maken! Laat alzo de heidenen van Uw aangezicht beven. |
3 Toen Gij vreselijke dingen deedt, die wij niet verwachtten; Gij kwaamt neder, van Uw aangezicht vervloten de bergen. |
4 Ja, vanouds heeft men het niet gehoord, noch met oren vernomen, en geen oog heeft het gezien, behalve Gij, o God, wat
Hij doen zal dien die op Hem wacht. |
5 Gij ontmoet den vrolijke en die gerechtigheid doet, degenen die Uwer gedenken op Uw wegen; zie, Gij waart verbolgen, omdat wij gezondigd hebben; in dezelve is de eeuwigheid, opdat wij behouden werden. |
6 Doch wij allen zijn als een onreine, en al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed; en wij allen vallen af als een blad, en onze misdaden voeren ons henen weg als een wind. |
7 En er is niemand die Uw Naam aanroept, die zich opwekt dat hij U aangrijpe; want Gij verbergt Uw aangezicht voor ons en Gij doet ons smelten door het middel van onze ongerechtigheden. |
8 Doch nu, HEERE, Gij zijt onze Vader; wij zijn leem en Gij zijt onze Pottenbakker, en wij allen zijn Uwer handen werk. |
9 HEERE, wees niet zozeer verbolgen, en gedenk niet eeuwiglijk der ongerechtigheid; zie, aanschouw toch, wij allen zijn Uw volk. |
10 Uw heilige steden zijn een woestijn geworden, Sion is een woestijn geworden, Jeruzalem een verwoesting. |
11 Ons heilig en ons heerlijk huis, waarin onze vaders U loofden, is met vuur verbrand; en al onze gewenste dingen zijn tot woestheid geworden. |
12 HEERE, zoudt Gij U over deze dingen inhouden? Zoudt Gij stilzwijgen en ons zozeer bedrukken? |