Statenvertaling.nl

trommius

Zoeken Statenvertaling en kanttekeningen – huis

Via deze pagina kunt u online zoeken in de Bijbeltekst en kanttekeningen van de Statenvertaling (editie GBS). U kunt zoeken op één of meer woorden of delen van woorden. De zoekresultaten worden direct onder de zoekopdracht getoond en kunnen ook per Bijbelboek worden geraadpleegd. Vanuit de zoekresultaten kunt u de gevonden Bijbelgedeelten en/of kanttekeningen raadplegen. Via de pijltoetsen in uw browser kunt u terugkeren naar een eerder getoond scherm.

Zoekwoord(en):      (tip: kies zo min mogelijk woorden)
Tekst bevat: 
Zoeken op:  
Zoeken in:  
 

Zoekresultaten per Bijbelboek (aantal verzen)

Gen (69)    Ex (19)    Lev (33)    Num (51)    Deut (31)    Joz (13)    Richt (59)    Ruth (5)    1 Sam (56)    2 Sam (88)    1 Kon (140)    2 Kon (98)    1 Kron (78)    2 Kron (158)    Ezra (50)    Neh (37)    Esth (21)    Job (17)    Ps (38)    Spr (34)    Pred (4)    Hoogl (3)    Jes (47)    Jer (91)    Klgld (1)    Ez (129)    Dan (9)    Hos (12)    Joël (4)    Amos (20)    Obadja (2)    Micha (10)    Nah (1)    Hab (3)    Zef (2)    Hagg (8)    Zach (25)    Mal (1)    Matth (30)    Mark (26)    Luk (49)    Joh (11)    Hand (33)    Rom (1)    1 Kor (3)    2 Kor (1)    Filipp (1)    Kol (1)    1 Tim (5)    2 Tim (3)    Tit (1)    Hebr (8)    1 Petr (2)    2 Joh (1)    Totaal OT (1467)    Totaal NT (176)    Alle Bijbelboeken (1643)
 

2 Koningen: zoekresultaten 1-50 (van 98)

Volgende

2 Kon. 4:2    (idem met kt.)   En Elísa zeide tot haar: Wat zal ik u doen? Geef mij te kennen, wat gij in het huis hebt. En zij zeide: Uw dienstmaagd heeft niet met al in het huis dan een kruik met olie.

2 Kon. 4:32    (idem met kt.)   En toen Elísa in het huis kwam, zie, zo was de jongen dood, zijnde gelegd op zijn bed.

2 Kon. 4:35    (idem met kt.)   Daarna kwam hij weder en wandelde in het huis ééns herwaarts en ééns derwaarts, en klom weder op en breidde zich over hem uit; en de jongen niesde tot zevenmaal toe; daarna deed de jongen zijn ogen open.

2 Kon. 5:9    (idem met kt.)   Alzo kwam Naäman met zijn paarden en met zijn wagen, en stond voor de deur van het huis van Elísa.

2 Kon. 5:18    (idem met kt.)   In deze zaak vergeve de HEERE uw knecht: Wanneer mijn heer in het huis van Rimmon gaan zal om zich daar neder te buigen, en hij op mijn hand leunen zal en ik mij in het huis van Rimmon nederbuigen zal; als ik mij alzo nederbuigen zal in het huis van Rimmon, de HEERE vergeve toch uw knecht in deze zaak.

2 Kon. 5:24    (idem met kt.)   Als hij nu op de hoogte kwam, nam hij ze van hun hand en bestelde ze in een huis; en hij liet de mannen gaan en zij togen heen.

2 Kon. 6:32    (idem met kt.)   (Elísa nu zat in zijn huis en de oudsten zaten bij hem.) En hij zond een man van voor zijn aangezicht; maar eer de bode tot hem gekomen was, had hij gezegd tot de oudsten: Hebt gijlieden gezien, hoe die zoon des moordenaars gezonden heeft om mijn hoofd af te nemen? Ziet toe, als die bode komt, sluit de deur toe, en dringt hem uit met de deur; is niet het geruis der voeten zijns heren achter hem?

2 Kon. 7:9    (idem met kt.)   Toen zeiden zij de een tot den ander: Wij doen niet recht; deze dag is een dag van goede boodschap en wij zwijgen stil. Indien wij vertoeven tot den lichten morgen, zo zal ons de ongerechtigheid vinden; daarom nu, komt, laat ons gaan en dit aan het huis des konings boodschappen.

2 Kon. 7:11    (idem met kt.)   En hij riep de portiers; en zij deden de boodschap binnen in het huis des konings.

2 Kon. 8:3    (idem met kt.)   En het geschiedde met het einde der zeven jaren, dat de vrouw uit het land der Filistijnen wederkeerde; en zij ging uit, dat zij tot den koning riep om haar huis en om haar akker.

2 Kon. 8:5    (idem met kt.)   En het geschiedde als hij den koning vertelde, hoe hij een dode had levend gemaakt, zie, zo riep de vrouw welker zoon hij levend gemaakt had, tot den koning om haar huis en om haar akker. Toen zeide Gehazi: Mijn heer koning, dit is de vrouw en dit is haar zoon, dien Elísa heeft levend gemaakt.

2 Kon. 8:18    (idem met kt.)   En hij wandelde op den weg der koningen van Israël, gelijk als het huis van Achab deed; want de dochter van Achab was hem ter vrouw geworden; en hij deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN.

2 Kon. 8:27    (idem met kt.)   En hij wandelde in den weg van het huis van Achab en deed wat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis van Achab; want hij was een schoonzoon van het huis van Achab.

2 Kon. 9:6    (idem met kt.)   Toen stond hij op en ging in huis; hij dan goot de olie op zijn hoofd, en hij zeide tot hem: Zo zegt de HEERE, de God Israëls: Ik heb u gezalfd tot koning over het volk des HEEREN, over Israël.

2 Kon. 9:7    (idem met kt.)   En gij zult het huis van Achab, uw heer, slaan, opdat Ik het bloed Mijner knechten, de profeten, en het bloed van alle knechten des HEEREN wreke van de hand van Izébel.

2 Kon. 9:8    (idem met kt.)   En het ganse huis van Achab zal omkomen; en Ik zal van Achab uitroeien dien die aan den wand watert, ook den beslotene en verlatene in Israël.

2 Kon. 9:9    (idem met kt.)   Want Ik zal het huis van Achab maken als het huis van Jeróbeam, den zoon van Nebat, en als het huis van Báësa, den zoon van Ahía.

2 Kon. 9:27    (idem met kt.)   Als Aházia, de koning van Juda, dat zag, zo vlood hij door den weg van het huis des hofs. Doch Jehu vervolgde hem achterna en zeide: Slaat hem ook op den wagen, aan den opgang naar Gur, die bij Jibleam is; en hij vlood naar Megiddo en stierf aldaar.

2 Kon. 10:3    (idem met kt.)   Zo ziet naar den beste en gerechtigste van de zonen uws heren, zet dien op zijns vaders troon; en strijdt voor het huis uws heren.

2 Kon. 10:5    (idem met kt.)   Die dan over het huis was en die over de stad was, en de oudsten en de voedsterheren zonden tot Jehu, zeggende: Wij zijn uw knechten, en al wat gij tot ons zeggen zult, zullen wij doen; wij zullen niemand koning maken; doe wat goed is in uw ogen.

2 Kon. 10:10    (idem met kt.)   Weet nu, dat niets van het woord des HEEREN, hetwelk de HEERE tegen het huis van Achab gesproken heeft, zal op de aarde vallen; want de HEERE heeft gedaan wat Hij door den dienst van Zijn knecht Elía gesproken heeft.

2 Kon. 10:11    (idem met kt.)   Daartoe sloeg Jehu al de overgeblevenen van het huis van Achab te Jizreël en al zijn groten en zijn bekenden en zijn priesters, totdat hij hem geen overigen liet overblijven.

2 Kon. 10:21    (idem met kt.)   Ook zond Jehu in het ganse Israël, en alle Baälsdienaren kwamen, dat niet één man overbleef die niet kwam; en zij kwamen in het huis van Baäl, dat het huis van Baäl vervuld werd van het ene einde tot het andere einde.

2 Kon. 10:23    (idem met kt.)   En Jehu kwam met Jónadab, den zoon van Rechab, in het huis van Baäl; en hij zeide tot de dienaren van Baäl: Onderzoekt en ziet toe, dat hier misschien bij u niemand zij van de dienaren des HEEREN, maar de dienaren van Baäl alleen.

2 Kon. 10:25    (idem met kt.)   En het geschiedde als hij voleind had het brandoffer te doen, dat Jehu zeide tot de trawanten en tot de hoofdmannen: Komt in, slaat hen, dat niemand uitkome. En zij sloegen hen met de scherpte des zwaards. En de trawanten en hoofdmannen wierpen hen weg; daarna kwamen zij tot de stad, in het huis van Baäl.

2 Kon. 10:26    (idem met kt.)   En zij brachten de opgerichte beelden uit het huis van Baäl en verbrandden ze.

2 Kon. 10:27    (idem met kt.)   Zij braken ook het opgerichte beeld van Baäl af; daartoe braken zij het huis van Baäl af en maakten dat tot heimelijke gemakken, tot op dezen dag.

2 Kon. 10:30    (idem met kt.)   De HEERE dan zeide tot Jehu: Daarom dat gij wel gedaan hebt, doende wat recht is in Mijn ogen, en hebt aan het huis van Achab gedaan naar alles wat in Mijn hart was, zullen u zonen tot het vierde gelid op den troon van Israël zitten.

2 Kon. 11:3    (idem met kt.)   En hij was met haar verstoken in het huis des HEEREN zes jaren; en Athália regeerde over het land.

2 Kon. 11:4    (idem met kt.)   In het zevende jaar nu zond Jójada en nam de oversten van honderd met de hoofdmannen en met de trawanten, en hij bracht hen tot zich in het huis des HEEREN; en hij maakte een verbond met hen en hij beëdigde hen in het huis des HEEREN, en hij toonde hun den zoon des konings.

2 Kon. 11:5    (idem met kt.)   En hij gebood hun, zeggende: Dit is de zaak die gij doen zult: een derde deel van u, die op den sabbat ingaan, zullen de wacht waarnemen van het huis des konings;

2 Kon. 11:6    (idem met kt.)   En een derde deel zal zijn aan de poort Sur, en een derde deel aan de poort achter de trawanten; zo zult gij waarnemen de wacht van dit huis tegen inbreking.

2 Kon. 11:7    (idem met kt.)   En de twee delen van ulieden, allen die op den sabbat uitgaan, die zullen de wacht van het huis des HEEREN waarnemen bij den koning.

2 Kon. 11:10    (idem met kt.)   En de priester gaf den oversten van honderd de spiesen en de schilden die van den koning David geweest waren, die in het huis des HEEREN waren.

2 Kon. 11:11    (idem met kt.)   En de trawanten stonden, ieder met zijn wapenen in zijn hand, van de rechterzijde van het huis tot de linkerzijde van het huis, naar het altaar en naar het huis toe, bij den koning rondom.

2 Kon. 11:13    (idem met kt.)   Toen Athália hoorde de stem der trawanten en des volks, zo kwam zij tot het volk in het huis des HEEREN.

2 Kon. 11:15    (idem met kt.)   Maar de priester Jójada gebood den oversten van honderd, die over het heir gesteld waren, en zeide tot hen: Brengt haar uit tot buiten de ordeningen en doodt wie haar volgt, met het zwaard. Want de priester had gezegd: Laat haar in het huis des HEEREN niet gedood worden.

2 Kon. 11:16    (idem met kt.)   En zij legden de handen aan haar, en zij ging den weg van den ingang der paarden naar het huis des konings; en zij werd daar gedood.

2 Kon. 11:18    (idem met kt.)   Daarna ging al het volk des lands in het huis van Baäl en braken dat af; zijn altaren en zijn beelden verbraken zij recht wel; en Mattan, den priester van Baäl, sloegen zij dood voor de altaren. De priester nu bestelde de ambten in het huis des HEEREN.

2 Kon. 11:19    (idem met kt.)   En hij nam de oversten van honderd en de hoofdmannen en de trawanten en al het volk des lands; en zij brachten den koning af uit het huis des HEEREN en kwamen door den weg van de poort der trawanten tot het huis des konings; en hij zat op den troon der koningen.

2 Kon. 11:20    (idem met kt.)   En al het volk des lands was blijde en de stad werd stil, nadat zij Athália met het zwaard gedood hadden bij des konings huis.

2 Kon. 12:4    (idem met kt.)   En Joas zeide tot de priesters: Al het geld der geheiligde dingen dat gebracht zal worden in het huis des HEEREN, te weten het geld desgenen die overgaat tot de getelden, het geld van eenieder der personen naar zijn schatting, en al het geld dat in eenieders hart komt om dat te brengen in het huis des HEEREN,

2 Kon. 12:5    (idem met kt.)   Zullen de priesters tot zich nemen, eenieder van zijn bekende; en zij zullen de breuken van het huis verbeteren, naar alles wat er voor breuk bevonden zal worden.

2 Kon. 12:6    (idem met kt.)   Maar het geschiedde in het drie en twintigste jaar van den koning Joas, dat de priesters de breuken van het huis niet gebeterd hadden.

2 Kon. 12:7    (idem met kt.)   Toen riep de koning Joas den priester Jójada en de andere priesters en zeide tot hen: Waarom betert gijlieden niet de breuken van het huis? Nu dan, neemt geen geld van uw bekenden, dat gij het zoudt geven voor de breuken van het huis.

2 Kon. 12:8    (idem met kt.)   En de priesters bewilligden van het volk geen geld te nemen, noch de breuken van het huis te verbeteren.

2 Kon. 12:9    (idem met kt.)   Maar de priester Jójada nam een kist, en boorde een gat in haar deksel, en zette die bij het altaar ter rechterhand, als iemand inkwam in het huis des HEEREN; en de priesters die den dorpel bewaarden, staken daarin al het geld dat ten huize des HEEREN gebracht werd.

2 Kon. 12:10    (idem met kt.)   Het geschiedde nu als zij zagen dat veel geld in de kist was, dat des konings schrijver met den hogepriester opkwam, en zij bonden het samen en telden het geld dat in het huis des HEEREN gevonden werd.

2 Kon. 12:11    (idem met kt.)   En zij gaven het geld welgewogen in handen der verzorgers van dat werk, die besteld waren over het huis des HEEREN; en zij besteedden het uit aan de timmerlieden en aan de bouwlieden, die het huis des HEEREN vermaakten,

2 Kon. 12:12    (idem met kt.)   En aan de metselaars en aan de steenhouwers, en om hout en gehouwen stenen te kopen, om de breuken van het huis des HEEREN te verbeteren, en voor al wat uitgegeven werd voor het huis om dat te beteren.

2 Koningen: zoekresultaten 1-50 (van 98)

Volgende
 

Naar zoekresultaten per Bijbelboek

Naar top van deze pagina