Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 ENde doe het den sevensten zegel gheopent hadde, wiert daer een stil-swijgen in den Hemel, ontrent van een halve uyre. |
2 Ende ick sagh de seven Engelen, die voor Godt stonden: ende haer wierden seven basuynen gegeven. |
3 Ende daer quam een ander Engel, ende stont aen den altaer, hebbende een gouden wieroock-vat: ende hem wiert veel reuck-wercx gegeven, op dat hy’t [met] de gebeden aller heyligen soude leggen op den gouden altaer die voor den throon is. |
4 Ende de roock des reuck-wercks [met] de gebeden der heyligen, ginck op van de handt des Engels voor Godt. |
5 Ende de Engel nam het wieroock-vat, ende vulde dat met het vyer des altaers, ende wierp’t op de aerde: ende daer gheschiedden stemmen, ende donderslagen, ende blicksemen ende aerdbevinge. |
6 Ende de seven Engelen, die de seven basuynen hadden, bereydden haer om te basuynen. |
7 Ende de eerste Enghel heeft gebasuynt, ende daer is geworden hagel ende vyer, gemenght met bloedt, ende sy zijn op de aerde geworpen: ende het derde [deel] der boomen is verbrandt, ende alle het groen gras is verbrandt. |
8 Ende de tweede Engel heeft ghebasuynt, ende daer wiert [yet] als eenen grooten bergh van vyer brandende in de zee geworpen: ende het derde [deel] der zee is bloedt geworden. |
9 Ende het derde [deel] der schepselen in de zee, die leven hebben, is ghestorven: ende het derde [deel] der schepen is vergaen. |
10 Ende de derde Enghel heeft gebasuynt, ende daer is een groote sterre, brandende als een fackel, gevallen uyt den hemel, ende is gevallen op het derde-[deel] der rivieren, ende op de fonteynen der wateren. |
11 Ende de naem der sterre wort genaemt Alsem: ende het derde-[deel] der wateren wierd tot alsem: ende vele menschen zijn gestorven van de wateren, want sy waren bitter geworden. |
12 Ende de vierde Engel heeft gebasuynt, ende het derde-[deel] der Sonne wiert geslagen, ende het derde-[deel] der Mane, ende het derde-[deel] der sterren: op dat het derde-[deel] der selve soude verduystert worden, ende dat het derde-[deel] vanden dagh niet en soude lichten, ende van den nacht desgelijcks. |
13 Ende ick sagh, ende ick hoorde eenen Enghel vliegen in ’t midden des hemels, seggende met grooter stemme, Wee, wee, wee, den genen die op de aerde woonen, van de overighe stemmen der basuyne der dry Engelen die [noch] basuynen sullen. |