Statenvertaling.nl

sample header image

Openbaring 6 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Openbaring 6

1 ENde ick sagh, doe het Lam een van de zegelen geopent hadde, ende ick hoorde een uyt de vier Dieren seggen, als een stemme van eenen donder-slagh, Comt ende siet.
2 Ende ick sagh, ende siet, een wit peerdt: ende die daer op sat hadde eenen boge: ende hem is een croone gegeven, ende hy ginck uyt overwinnende, ende op dat hy overwonne.
3 Ende doe het den tweeden zegel geopent hadde, hoorde ick het tweede Dier seggen, Comt ende siet.
4 Ende een ander peerdt ginck uyt dat root was: ende dien die daer op sat wiert [macht] gegeven den vrede te nemen van der aerde, ende dat sy malcanderen souden dooden: ende hem wiert een groot sweerdt gegeven.
5 Ende doe het den derden zegel geopent hadde, hoorde ick het derde Dier seggen, Comt ende siet. Ende ick sagh, ende siet, een swart peerdt, ende die daer op sat hadde een weech-schale in sijne hant.
6 Ende ick hoorde een stemme in het midden van de vier Dieren, die seyde, Een maetgen tarwe voor eenen penningh, ende dry maetgens gerste voor eenen penningh: ende de olye ende den wijn en beschadight niet.
7 Ende doe het den vierden zegel geopent hadde, hoorde ick een stemme des vierden Diers, die seyde, Comt ende siet.
8 Ende ick sach, ende siet, een vael peerdt, ende die daer op sat, sijnen naem was de Doot: ende de Helle volghde hem nae. Ende haer wierdt macht gegeven om te dooden tot het vierde [deel] der aerde, met sweert, ende met honger, ende met de doot, ende door de wilde beesten der aerde.
9 Ende doe het den vijfden zegel geopent hadde, sach ick onder den altaer de zielen der gene die gedoodet waren om het woordt Godts, ende om het getuygenisse dat sy hadden.
10 Ende sy riepen met grooter stemme, seggende, Hoe lange, O heylige ende waerachtige Heerscher, en oordeelt ende en wreeckt ghy ons bloedt niet van de gene die op de aerde woonen?
11 Ende aen een yeghelick wierden lange witte kleederen gegeven, ende haer wierdt geseght, dat sy noch eenen kleynen tijdt rusten souden, tot dat oock hare mede-dienstknechten, ende hare broeders souden vervult zijn, die gedoodet souden worden gelijck als sy.
12 Ende ick sach, doe het den sesten zegel geopent hadde, ende siet, daer wiert een groote aerdtbevinge: ende de Sonne wierdt swart als een hayren sack, ende de Mane wierdt als bloedt.
13 Ende de sterren des hemels vielen op de aerde, gelijck een vijge-boom sijne onrijpe vijgen afworpt, als hy van eenen grooten windt geschuddet wordt.
14 Ende de hemel is wech geweecken, als een boeck dat toe-gerolt wordt: ende alle bergen ende eylanden zijn beweeght uyt hare plaetsen.
15 Ende de Coningen der aerde, ende de Groote, ende de Rijcke, ende de Overste over duysent, ende de Machtige, ende alle dienstknechten, ende alle vrye, verbergden haer selven in de speloncken, ende in de steenrotzen der bergen:
16 Ende seyden tot de bergen ende tot de steenrotzen, Valt op ons, ende verbergt ons van het aengesichte des genen die op den throon sit, ende van den toorn des Lams:
17 Want de groote dagh sijnes toorns is gekomen: ende wie kan bestaen?

Einde Openbaring 6