Statenvertaling.nl

sample header image

Jakobus 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jakobus 3

1 EN zijt niet vele meesters, mijne broeders, weetende dat wy te meerder oordeel sullen ontfangen.
2 Want wy struyckelen alle in vele. Indien yemandt in woorden niet en struyckelt, die is een volmaeckt man, machtich om oock het geheel lichaem in den toom te houden.
3 Siet, wy leggen den peerden toomen in de monden, op dat sy ons souden gehoorsamen, ende wy leyden [daer mede] haer geheel lichaem om:
4 Siet noch de schepen, hoewelse soo groot zijn, ende van harde winden gedreven, sy worden ommegewent van een seer kleyn roer, waer henen oock de begeerte des stierders wil:
5 Alsoo oock de tonge is een kleyn lidt, ende roemt [nochtans] groote dingen. Siet, een kleyn vyer hoe grooten hoop houts het aensteeckt.
6 De tonge is oock een vyer, een werelt der ongerechtigheyt: also is de tonge onder onse leden gestelt, welcke het geheel lichaem besmet, ende ontsteeckt het radt [onser] geboorte, ende wort ontsteken van de helle.
7 Want alle natuere beyde der wilde dieren, ende der vogelen, beyde der kruypende ende der zee dieren, wort getemt, ende is getemt geweest van de menschelicke natuere:
8 Maer de tonge en kan geen mensche temmen. Sy is een onbedwingelick quaet: vol van doodelick fenijn.
9 Door haer loven wy Godt ende den Vader, ende door haer vervloecken wy de menschen, die na de gelijckenisse Godts gemaeckt zijn.
10 Uyt den selven mondt komt voort segeninge ende vervloeckinge. Dit en moet, mijne broeders, alsoo niet geschieden.
11 Welt oock een fonteyne uyt een selve ader het soet ende het bitter?
12 Kan oock, mijne broeders, een vyge-boom olijven voort-brengen, of een wijnstock vygen? Alsoo [en kan] geen fonteyne sout ende soet water voort-brengen.
13 Wie is wijs ende verstandich onder u? Die bewijse uyt [sijnen] goeden wandel sijne wercken in sachtmoedige wijsheyt.
14 Maer indien ghy bitteren nijdt ende twist-giericheyt hebt in uw’ herte, so en roemt ende en lieght niet tegen de waerheyt.
15 Dese en is de wijsheyt niet die van boven af komt: maer is aerdsch, natuerlick, duyvelsch.
16 Want waer nijdt ende twist-giericheyt is, aldaer is verwerringe, ende alle boosen handel.
17 Maer de wijsheyt die van boven is, die is ten eersten suyver, daer na vreedsaem, bescheyden, geseggelick, vol van barmherticheyt ende van goede vruchten, niet partydelick oordeelende, ende ongeveynst.
18 Ende de vrucht der rechtveerdicheyt wort in vrede gezaeyt, voor de gene die vrede maken.

Einde Jakobus 3