Statenvertaling.nl

sample header image

Jakobus 1 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Jakobus 1

1 IACOBUS een dienstknecht Godts ende des Heeren Iesu Christi, den twaelf stammen die in de verstroyinge zijn, saligheyt.
2 Acht het voor groote vreughde, mijne broeders, wanneer ghy in velerley versoeckingen valt:
3 Wetende dat de beproevinge uwes geloofs lijdsaemheyt werckt.
4 Doch de lijdsaemheyt hebbe een volmaeckt werck, op dat ghy moogt volmaeckt zijn ende gheheel oprecht, in geen dinck gebreckelick,
5 Ende indien yemant van u wijsheyt ontbreeckt, dat hy’se van Godt begeere, die een yegelick mildelick geeft, ende niet en verwijt: ende sy sal hem gegeven worden.
6 Maer dat hy’se begeere in geloove, niet twijfelende: want die twijfelt is een bare der zee gelijck, die van de wint gedreven ende op ende neer geworpen wort.
7 Want die mensche en meyne niet dat hy yet ontfangen sal van den Heere:
8 Een dobbelhertigh man [is] ongestadich in alle sijne wegen.
9 Maer de broeder die nedrich is, roeme in sijne hoocheyt:
10 Ende de rijcke in sijne vernederinge: want hy sal als een bloeme des gras voor by gaen.
11 Want de Sonne is opgegaen met de hitte, ende heeft het gras dorre gemaeckt, ende sijn bloeme is af-gevallen, ende de schoone gedaente hares aenschijns is vergaen: alsoo sal oock de rijcke in sijne weegen verwelckeren.
12 Salich is de man die versoeckinge verdraeght: want als hy beproeft sal geweest syn, so sal hy de kroone des levens ontfangen, welcke de Heere belooft heeft den genen die hem lief hebben.
13 Niemant als hy versocht wordt, en segge, Ick worde van Godt versocht: want Godt en kan niet versocht worden met het quade, ende hy selve en versoeckt niemant.
14 Maer een yegelick wort versocht als hy van sijne eygene begeerlickheyt afgetrocken ende verlockt wort.
15 Daer na de begeerlickheyt ontfangen hebbende baert sonde: ende de sonde voleyndight zijnde baert de doodt.
16 En dwaelt niet, mijne geliefde broeders.
17 Alle goede gave, ende alle volmaeckte gifte is van boven, van den Vader der Lichten af-komende, by welcken geen veranderinge en is, ofte schaduwe van omkeeringe.
18 Nae sijnen wille geeft hy ons gebaert door het woort der waerheyt, op dat wy souden sijn [als] eerstelingen sijner schepselen.
19 Soo dan, mijne geliefde broeders, een yeghelick mensche zy rasch om te hooren, traegh om te spreken, traegh tot toorn.
20 Want de toorn des mans en werckt Godts gerechtigheyt niet.
21 Daerom afgeleght hebbende alle vuylicheyt ende overvloedt van boosheyt, ontfanght met sachtmoedicheydt het woordt dat in [u] geplant wordt, ’t welck uwe zielen kan saligh maken.
22 Ende zijt daders des woordts, ende niet alleen hoorders, u selven met valsche overlegginge bedriegende.
23 Want soo yemandt een hoorder is des woordts, ende niet een dader, die is een man gelijck, welcke zijn aengeboren aengesicht bemerckt in eenen spiegel.
24 Want hy heeft hem selven bemerckt, ende is wech gegaen, ende heeft terstont vergeten hoedanich hy was.
25 Maer die insiet in de volmaeckte Wet, die der vryheydt is, ende daer by blijft, dese geen vergetelick hoorder geworden zijnde, maer een dader des wercks, dese [segge ick], sal gelucksaligh zijn in dit sijn doen.
26 Indien yemandt onder u dunckt dat hy Godtsdienstigh is, ende sijne tonge niet in toom en houdt, maer sijn herte verleydt, deses Godtsdienst is ydel.
27 De suyvere ende onbevleckte Godtsdienst voor Godt ende den Vader is dese, Weesen ende Weduwen besoecken in hare verdruckinge, [ende] hem selven onbesmet bewaren van de werelt.

Einde Jakobus 1