Statenvertaling.nl

sample header image

2 Thessalonicenzen 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

2 Thessalonicenzen 3

1 VOorts, broeders, biddet voor ons, op dat het woort des Heeren [sijnen] loop hebbe, ende verheerlickt worde gelijck oock by u:
2 Ende op dat wy mogen verlost worden van de ongeschickte ende boose menschen: want het geloove en is niet aller.
3 Maer de Heere is getrouw, die u sal verstercken ende bewaren van den boosen.
4 Ende wy vertrouwen van u inden Heere, dat ghy het gene wy u bevelen, oock doet, ende doen sult.
5 Doch de Heere rechte uwe herten tot de liefde Godts, ende tot de lijdtsaemheyt Christi.
6 Ende wy bevelen u, broeders, in den name onses Heeren Iesu Christi, dat ghy u ontreckt van een yegelick broeder die ongeregelt wandelt, ende niet na de insettinge die hy van ons ontfangen heeft.
7 Want ghy selve weet hoe men ons behoort na te volgen: want wy en hebben ons niet ongeregelt gedragen onder u:
8 Noch wy en hebben geen broodt by yemandt gegeten voor niet, maer in arbeydt ende moeyte, nacht ende dagh werckende: op dat wy niet yemant van u en souden lastigh zijn:
9 Niet dat wy de macht niet en hebben, maer op dat wy ons selven u geven souden [tot] een voorbeeldt, om ons na te volgen.
10 Want oock doe wy by u waren, hebben wy u dit bevolen, dat soo yemandt niet en wil wercken, hy oock niet en ete.
11 Want wy hooren dat sommige onder u ongeregelt wandelen, niet werckende, maer ydele dingen doende.
12 Doch de sodanige bevelen ende vermanen wy door onsen Heere Iesum Christum, dat sy met stilheyt werckende haer eygen broodt eten.
13 Ende ghy, broeders, en vertraeght niet in goet te doen.
14 Maer indien yemant onsen woorde door desen brief [geschreven], niet gehoorsaem en is, teeckent dien: ende en vermenght u niet met hem, op dat hy beschaemt worde:
15 Ende en houdt [hem] niet als eenen vyandt, maer vermaent [hem] als eenen broeder.
16 De Heere nu des vredes selve geve u vrede alle tijdt, in allerley wijse. De Heere zy met u allen.
17 De groetenisse met mijne handt Pauli, het welck is een teecken in een yeder Sendt-brief: also schrijve ick.
18 De genade onses Heeren Iesu Christi zy met u allen, Amen.

Einde 2 Thessalonicenzen 3