Statenvertaling.nl

sample header image

1 Thessalonicenzen 5 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Thessalonicenzen 5

1 MAer vande tijden ende de gelegentheden, broeders, en hebt ghy niet van noode dat men u schrijve.
2 Want ghy wetet selve seer wel, dat de dagh des Heeren also sal komen gelijck een dief in der nacht.
3 Want wanneer sy sullen seggen, Het is vrede, ende sonder gevaer: dan sal een haestigh verderf haer overcomen, gelijck de barens-noodt eene bevruchte [vrouwe]: ende sy en sullen’t geensins ontvlieden.
4 Maer ghy, broeders, ghy en zijt niet in duysternisse, dat u die dagh als een dief soude bevangen.
5 Ghy zijt alle kinderen des lichts, ende kinderen des daeghs: wy en zijn niet des nachts, noch der duysternisse.
6 So en laet ons dan niet slapen, gelijck als de andere, maer laet ons waken ende nuchteren zijn.
7 Want die slapen, slapen des nachts: ende die droncken zijn, zijn des nachts droncken.
8 Maer wy die des daeghs zijn, laet ons nuchteren zijn, aengedaen hebbende de borst-wapen des geloofs, ende der liefde, ende [tot] eenen helm, de hope der salicheyt.
9 Want Godt en heeft ons niet gestelt tot toorne, maer tot vercrijginge der salicheyt door onsen Heere Iesum Christum,
10 Die voor ons gestorven is, op dat wy’t zy dat wy waken, ’t zy dat wy slapen, te samen met hem leven souden.
11 Daerom vermaent malcanderen, ende sticht d’een den anderen: gelijck ghy oock doet.
12 Ende wy bidden u, broeders, erkent de gene die onder u arbeyden, ende uwe voorstanders zijn in den Heere, ende u vermanen:
13 Ende acht’se zeer veel in liefde, om hares wercks wille. Zijt vreedsaem onder malcanderen.
14 Ende wy bidden u, broeders, vermaent de ongeregelde, vertroost de cleynmoedige, ondersteunt de swacke, zijt lanckmoedigh tegen alle.
15 Siet dat niemandt quaet voor quaet yemandt en vergelde: maer jaeght alle tijdt het goede na, so tegen malcanderen als tegen alle.
16 Verblijdt u alle tijdt.
17 Biddet sonder ophouden.
18 Danckt [Godt] in alles. Want dit is de wille Godts in Christo Iesu over u.
19 En bluscht den Geest niet uyt.
20 En veracht de prophetien niet.
21 Beproeft alle dinghen: behoudt het goede.
22 Onthoudt u van allen schijn des quaets.
23 Ende de Godt des vredes selve heylige u geheel en al: ende uwe geheel oprechte geest ende ziele, ende lichaem worde on-berispelijck bewaert in de toekomste onses Heeren Iesu Christi.
24 Hy die u roept is getrouwe, die het oock doen sal.
25 Broeders biddet voor ons.
26 Groetet alle de broeders met eenen heyligen cus.
27 Ick besweere u lieden by den Heere, dat dese Sendbrief alle den heyligen broederen gelesen worde.
28 De genade onses Heeren Iesu Christi zy met u lieden. Amen.

Einde 1 Thessalonicenzen 5