Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)
1 VOorts dan, broeders, wy bidden ende vermaenen u in den Heere Iesu, gelijck ghy van ons ontfangen hebt, hoe ghy moet wandelen ende Gode behagen, dat ghy [daer in] meer overvloedigh wort. |
2 Want ghy wetet wat bevelen wy u ghegeven hebben door den Heere Iesum. |
3 Want dit is de wille Godts, uwe heylichmakinge: dat ghy u onthoudt van de hoererie: |
4 Dat een yegelijck van u wete sijn vat te besitten in heylichmakinge ende eere: |
5 Niet in [quade] beweginge der begeerlickheyt, gelijck als de Heydenen die Godt niet en kennen. |
6 Dat niemandt sijnen broeder en vertrede, noch en bedriege in [sijne] handelinge: Want de Heere is een wreker over alle dese, gelijck wy u oock te voren geseght, ende betuyght hebben. |
7 Want Godt en heeft ons niet geroepen tot onreynicheyt, maer tot heylichmakinge. |
8 So dan die [dit] verwerpt, die en verwerpt geen mensche, maer Godt, die oock sijnen heyligen Geest in ons heeft gegeven. |
9 Van de broederlicke liefde nu en hebt ghy niet van noode dat ick u schrijve: want ghy selve zijt van Godt geleert om malcanderen lief te hebben. |
10 Want ghy doet oock het selve aen alle de broederen, die in geheel Macedonien zijn. Maer wy vermanen u, broeders, dat ghy meer overvloedigh wort: |
11 Ende dat ghy u beneersticht stille te zijn, ende uw eygene dingen te doen, ende te wercken met uwe eygene handen gelijck wy u bevolen hebben: |
12 Op dat ghy eerlijck wandelt by de gene die buyten zijn, ende geenes dincks van noode en hebbet. |
13 Doch, broeders, ick en wil niet dat ghy onwetende zijt van de gene die ontslapen zijn, op dat ghy niet bedroeft en zijt, gelijck als de andere die geen hope en hebben. |
14 Want indien wy gelooven dat Iesus gestorven is, ende opgestaen, alsoo sal oock Godt de gene die ontslapen zijn in Iesu, [weder] brengen met hem. |
15 Want dat seggen wy u door het woort des Heeren, dat wy die levendich overblijven sullen tot de toecomste des Heeren, niet en sullen voorcomen de gene die ontslapen zijn. |
16 Want de Heere selve sal met een geroep, met de stemme des Archangels, ende met de basuyne Godts nederdalen van den hemel: ende die in Christo gestorven zijn, sullen eerst opstaen: |
17 Daer na wy die levendich overgebleven zijn, sullen te samen met haer opgenomen worden in de wolcken, den Heere te gemoete, inde lucht: ende also sullen wy altijt met den Heere wesen. |
18 So dan, vertroost malcanderen met dese woorden. |