Statenvertaling.nl

sample header image

1 Thessalonicenzen 3 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

1 Thessalonicenzen 3

1 Den Apostel verclaert dat hy voor haer becommert zijnde, Timotheum hadde gesonden om haer in ’t geloove te verstercken. 3 ende te vertroosten in de verdruckingen, daer toe de geloovige gestelt zijn. 6 Doch dat hy seer verblijdt was geweest door de wedercomste Timothei, verstaende hare stantvasticheydt ende welstant. 9 Waer over hy Godt danckt, ende bidt dat hy tot volmaeckinge hares geloofs, gelegenheyt van Godt mochte crijgen om weder tot haer te comen. 12 End besluyt dit capittel ende eerste deel des Send-briefs, met een ernstich gebedt tot Godt, dat sy overvloedich mogen worden in liefde ende heylichmakinge, tegen de toecomste Christi met alle sijne heylige.
 
1 DAerom 1 [dese begeerte] niet langer connende verdragen, hebben wy geerne willen te Athenen alleen gelaten worden:
1 D. dit verlangen nae u, van welck hy in het 17 ende 18 vers van het voorgaende capit. heeft ghesproken.
 
2 Ende hebben gesonden a Timotheum onsen broeder, ende Godts dienaer, ende onsen mede-arbeyder 2 in den Euangelio Christi, om u te verstercken, ende u te vermanen 3 van uw’ geloove:
a Actor. 16.1. Rom. 16.21. Philip. 2.19.
2 D. in de predikinge ende verbreydinge des Euangeliums.
3 Ofte, aengaende uw’ gheloove, ofte, van wegen uw’ geloove. Andere lesen Ons’ geloove.
 
3 b Op dat niemandt 4 beweeght en worde in dese verdruckingen. Want ghy weet selve, c dat wy 5 hier toe 6 gestelt zijn.
b Ephes. 3.13. Philip. 1.14.
4 Namel. om van het geloove te wijcken, ofte te twijfelen. Siet 2.Thess. 2.2. Het Grieckx woordt beteeckent herwaerts ende derwaerts beweeght te worden.
c Actor. 14.22. 2.Timoth. 3.12.
5 Namel. om voor den name Christi te lijden. Siet 2.Tim. 3.12.
6 D. geschickt, verordineert zijn, namelick van Godt, gelijck dit woordt stellen oock ghenomen wordt Luc. 2.34.
 
4 Want oock doe wy by u waren, 7 voorseyden wy u, dat wy souden verdruckt worden, gelijck oock geschiet is, ende ghy weet het.
7 N. gelijck hy aen andere Ghemeynten oock heeft ghedaen, Siet Actor. cap. 14. vers 22. Rom. 8. versen 17, 29.
 
5 Daerom oock 8 [dese begeerte] niet langer konnende verdraghen, hebbe ick 9 [hem] gesonden om uw’ geloove te verstaen: of niet misschien 10 de Versoecker u soude versocht hebben, ende 11 onsen arbeydt 12 ydel soude wesen.
8 D. dit verlangen nae u, gelijck vers 1.
9 N. Timotheum.
10 Dat is, de Satan door de vervolgingen ende andere verleydingen. Siet Mat. cap. 4. vers 3.
11 N. dien wy aengewent hebben om u het Euangelium te verkondigen.
12 D. vruchteloos.
 
6 Maer als Timotheus nu van u lieden tot ons 13 gecomen was, ende ons de goede bootschap gebracht hadde 14 van uw’ geloove ende liefde, ende dat ghy altijt goede gedachtenisse van ons hebt, zeer begeerich zijnde om ons te sien, gelijck wy oock om u lieden:
13 D. weder-gekomen was. Namel. by ons te Corinthen, nae dat wy hem tot u van Athenen ghesonden hadden. Siet Actor. 18. versen 1, 5.
14 Dat is, van uwe stantvastigheydt in het geloove.
 
7 So zijn wy daerom, broeders, over u in alle onse verdruckinge ende noodt vertroost geworden 15 door uw’ geloove:
15 D. door het getuygenisse dat wy gehoort hebben van uw’ geloove.
 
8 Want nu 16 leven wy, indien ghy 17 [vast] staet in den Heere.
16 Dat is, wy zijn vrolick ende wel gemoet, gelijck het volgende vers verklaert.
17 D. in het geloove op den Heere: Want door het geloove worden wy met Christo vereenight.
 
9 Want wat dancksegginge connen wy Gode tot vergeldinge weder geven voor u, van wegen alle de blijdtschap, waermede wy ons om uwent wille verblijden 18 voor onsen Godt,
18 Dat is, oprechtelick, als in Godts tegenwoordigheydt, niet alleen voor de menschen, gelijck Luc. 1.6.
 
10 d Nacht ende dagh seer overvloedelick biddende 19 om uw’ aengesicht te mogen sien, ende 20 te volmaken ’tgene aen uw’ geloove gebreeckt?
d Rom. 1. versen 10, 11. ende 15.23. 2.Timoth. 1.4.
19 D. om by u tegenwoordigh te zijn.
20 D. u lieden in het geloove volkomelicker te onderwijsen, het welck den Apostel daerom seght, om dat hy door de bittere vervolginge der Ioden weynigh tijdts by haer hadde konnen blijven. Siet Actor. 17.10.
 
11 Doch onse Godt ende Vader selve, ende onse Heere Iesus Christus rechte onsen wegh tot u.
12 Ende de Heere 21 vermeerdere u, ende maecke [u] overvloedigh in de liefde tegen malcanderen, ende tegen alle, gelijck 22 wy oock zijn tegen u:
21 Dat is, make dat ghy meer ende meer toe neemt, die het gebreck sijner dienaren door sijnen Geest lichtelick kan vervullen.
22 N. overvloedigh inde liefde tegen u.
 
13 e Op dat hy uwe herten verstercke om onberispelick te zijn in heylichmakinge, voor onsen Godt ende Vader, 23 in de toecomste onses Heeren Iesu Christi met alle 24 sijne heylige.
e 1.Corinth. 1.8. 1.Thes. 5.23. 2.Thes. 2.17.
23 Ofte, teghen de toekomste.
24 N. Enghelen, ghelijck uytgedruckt wordt 2.Thess. 1.7. hoe wel het oock breeder kan genomen worden voor de heylige zielen, die met Christo uyt den Hemel in het gheselschap der Engelen sullen afkomen, om met hare lichamen weder vereenight ende verheerlickt te worden.

Einde 1 Thessalonicenzen 3