Statenvertaling.nl

sample header image

Filippenzen 1 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Filippenzen 1

1 PAULUS ende Timotheus, dienstknechten Iesu Christi, alle den heyligen in Christo Iesu die te Philippis zijn, met de Opsienders ende Diakenen:
2 Genade zy u ende vrede van Godt onsen Vader, ende den Heere Iesu Christo.
3 Ick dancke mijnen Godt soo dickwils als ick uwer gedencke,
4 (Alletijt in alle mijnen gebede voor u allen, met blijdschap ’t gebedt doende)
5 Over uwe gemeynschap aen het Euangelium, van den eersten dagh af tot nu toe:
6 Vertrouwende dit selve, dat hy die in u een goedt werck begonnen heeft, [dat] voleyndigen sal tot op den dagh Iesu Christi:
7 Gelijck het by my recht is dat ick van u alle dit gevoele, om dat ick in [mijn] herte houde, dat ghy, beyde in mijne banden, ende [in mijne] verantwoordinge, ende bevestinge des Euangeliums, ghy alle [segge ick], mijner genade mede deelachtich zijt.
8 Want Godt is mijn getuyge, hoe seer ick begeerich ben na u alle, met innerlijcke bewegingen Iesu Christi.
9 Ende dit bidde ick [Godt] dat uwe liefde noch meer ende meer overvloedigh worde in erkentenisse, ende alle gevoelen:
10 Op dat ghy beproevet de dingen die [daer] van verschillen, op dat ghy oprecht zijt, ende sonder aenstoot te geven, tot den dagh Christi:
11 Vervult met vruchten der gerechticheyt die door Iesum Christum zijn tot heerlickheyt ende prijs Godes.
12 Ende ick wil dat ghy weet, broeders, dat het gene aen my [is geschiet] meer tot bevoorderinge des Euangeliums gekomen is:
13 Alsoo dat mijne banden in Christo openbaer geworden zijn in ’t gansche Richt-huys, ende allen anderen:
14 Ende [dat] het meerder [deel] der broederen in den Heere door mijne banden vertrouwen gecregen hebbende, overvloedelicker het woort onbevreest durven spreken.
15 Sommige prediken oock wel Christum door nijdt ende twist, maer sommige oock door goetwillicheyt.
16 D’Eene verkondigen wel Christum uyt twistinge, niet suyverlijck, meynende mijne banden verdruckinge toe te brengen:
17 Doch dese uyt liefde, dewijle sy weten dat ick tot verantwoordinge des Euangeliums geset ben.
18 Wat dan? Nochtans wort Christus op allerley wijse, het zy onder een decksel, het zy inder waerheyt, vercondight: ende daer in verblijde ick my, Ia ick sal my oock verblijden.
19 Want ick weet dat dit my ter saligheydt gedyen sal door uw’ gebedt, ende toe-brenginge des Gheests Iesu Christi,
20 Volgens mijne ernstige verwachtinge ende hope, dat ick in geene sake en sal beschaemt worden: maer [dat] in alle vrymoedicheydt, gelijck alle tijdt, alsoo oock nu Christus sal groot gemaeckt worden in mijn lichaem, het zy door het leven, het zy door de doot.
21 Want het leven is my Christus, ende het sterven is [my] gewin.
22 Maer of te leven in den vleesche, het selve my oorbaerlijck zy, ende wat ick verkiesen sal en weet ick niet.
23 Want ick worde van dese twee gedrongen, hebbende begeerte om ontbonden te worden, ende met Christo te zijn. Want [dat] is zeer verre het beste:
24 Maer in den vleesche te blijven, is noodiger om uwent wille.
25 Ende dit vertrouwe ende weet ick, dat ick sal blijven, ende met u alle sal verblijven tot uwer bevoorderinge, ende blijdschap des geloofs:
26 Op dat uwen roem in Christo Iesu overvloedigh zy aen my, door mijne tegenwoordicheyt wederom by u.
27 Alleenlijck wandelt weerdichlijck den Euangelio Christi, op dat ’tzy ick come ende u sie, ’tzy ick afwesich ben, ick van uwe saecken mach hooren, dat ghy staet in eenen geest, met een gemoedt gesamentlijck strijdende door het geloove des Euangeliums:
28 Ende dat ghy in geen dinck verschrickt en wort van de gene die tegenstaen: het welcke haer wel een bewijs is des verderfs, maer u der salicheyt, ende dat van Godt.
29 Want u is uyt genade gegeven in de sake Christi, niet alleen in hem te gelooven, maer oock voor hem te lijden:
30 Den selven strijdt hebbende, hoedanigen ghy in my gesien hebt, ende nu in my hoort.

Einde Filippenzen 1