Statenvertaling.nl

sample header image

Deuteronomium 24 – Statenvertaling editie 1637

Op deze pagina kunt u de Statenvertaling raadplegen in de editie van 1637 en/of 1657. De edities 1637, 1657 en de GBS-editie kunnen naar keuze parallel worden weergegeven. (Bij parallelweergave worden bij een vers eerst de kanttekeningen met verwijsteksten getoond, daarna de verklarende kanttekeningen.)

Edities SV:    

Bijbelboek:    

Hoofdstuk: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34
Inleiding Bijbelboek
Weergave: Met kanttekeningenZonder kanttekeningen

Deuteronomium 24

1 WAnneer een man eene vrouwe sal genomen, ende die getrouwt hebben; so sal’t geschieden, indiense geene genade sal vinden in sijne oogen, om dat hy yets schandelicx aen haer gevonden heeft, dat hy haer eenen scheytbrief sal schrijven, ende in hare hant geven, ende latense gaen uyt sijnen huyse.
2 So sy dan, uyt sijnen huyse uytgegaen zijnde, sal henen gaen ende eenen anderen man [ter vrouwe] worden,
3 Ende dese laetste man haer gehaett, ende haer eenen scheyt-brief geschreven, ende in hare hant gegeven, ende haer uyt sijnen huyse sal hebben laten gaen: ofte, als dese laetste man, diese voor sich tot eene vrouwe genomen heeft, sal gestorven zijn:
4 So en sal haer eerste man, die haer heeft laten gaen, haer niet mogen wedernemen, dat sy hem ter vrouwe zy, na dat sy is verontreynicht geworden; want dat is een grouwel voor het aengesichte des HEEREN: also sult ghy het lant niet doen sondigen, dat u de HEERE uwe Godt ten erve geeft.
5 Wanneer een man een nieuwe vrouwe sal genomen hebben, die sal in ’t heyr niet uyttrecken, ende men sal hem geenen last opleggen: een jaer lanck sal hy vry zijn in sijnen huyse, ende sijn wijf, dat hy genomen heeft, verheugen.
6 Men sal beyde molensteenen, immers den bovensten-molensteen niet te pande nemen: want hy neemt de ziele te pande.
7 Wanneer yemant gevonden sal worden, die eene ziele steelt uyt sijne broederen, uyt de kinderen Israëls, ende drijft gewin met hem, ende verkoopt hem: so sal dese dief sterven, ende ghy sult het boose uyt het midden van u wech doen.
8 Wacht u in de plage der melaetscheyt, dat ghy neerstichlick waernemet, ende doet nae alles, dat de Levitische Priesteren u lieden sullen leeren; gelijck als ick hen geboden hebbe, sult ghy waernemen te doen.
9 Gedenckt wat de HEERE uwe Godt gedaen heeft aen Mirjam: op den wech, als ghy uyt Egypten waert uytgetogen.
10 Wanneer ghy aen uwen naesten yets sult geleent hebben; so en sult ghy tot sijn huys niet ingaen, om sijn pant te pande te nemen.
11 Buyten sult ghy staen: ende de man, dien ghy geleent hebt, sal het pant nae buyten tot u uytbrengen.
12 Doch indien hy een arm man is, so sult ghy met sijn pant niet nederliggen.
13 Ghy sult hem dat pant sekerlick wedergeven, als de Sonne ondergaet, dat hy in sijn kleet nederligge, ende u segene: ende ’t sal u gerechticheyt zijn, voor het aengesichte des HEEREN uwes Godts.
14 Ghy sult den armen ende nootdurftigen dachlooner niet verdrucken; die uyt uwe broederen is, oft uyt uwe vreemdelingen, die in u lant ende in uwe poorten zijn.
15 Op sijnen dach sult ghy sijn loon geven, ende de Sonne en sal daer over niet ondergaen; want hy is arm, ende sijne ziele verlangt daernae: dat hy tegens u niet en roepe tot den HEERE, ende sonde in u zy.
16 De vaders sullen niet gedoodt worden voor de kinderen, ende de kinders sullen niet gedoodt worden voor de vaderen: een yeder sal om sijne sonde gedoodt worden.
17 Ghy sult het recht des vreemdelincks, [noch] des weesen niet buygen: ende ghy en sult het kleet der weduwe niet te pande nemen.
18 Maer ghy sult gedencken, dat ghy een knecht in Egypten geweest zijt, ende de HEERE uwe Godt heeft u van daer verlost: daerom gebiede ick u dese sake te doen.
19 Wanneer ghy uwen oogst op uwen acker afgeoogst, ende eene garve op den acker vergeten sult hebben, so sult ghy niet weder keeren, om die op te nemen; voor den vreemdelinck, voor den weese, ende voor de weduwe salse zijn: op dat u de HEERE uwe Godt segene in al ’t werck uwer handen.
20 Wanneer ghy uwen olijfboom sult geschuddet hebben, so en sult ghy de tacken achter u niet naeuwe doorsoecken: voor den vreemdelinck, voor den weese, ende voor de weduwe sal ’t zijn.
21 Wanneer ghy uwen wijngaert sult afgelesen hebben, so en sult ghy de druyven achter u niet nalesen: voor den vreemdelinck, voor den weese, ende voor de weduwe sal ’t zijn.
22 Ende ghy sult gedencken, dat ghy een knecht in Egyptenlant geweest zijt: daerom gebiede ick u dese sake te doen.

Einde Deuteronomium 24